Je kunt eerst de slides terug kijken met uitleg over de voorgaande lessen.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4
This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Uitleg
In deze stilteopdracht krijg je
vragen over de leerstof van de afgelopen les
Je beantwoord deze vragen in stilte
Je kunt eerst de slides terug kijken met uitleg over de voorgaande lessen.
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Invloed reliëf en wind op het klimaat.
Rocky Mountains
Sierra Nevada
Apalachen
Aanlandige wind vanaf de Grote Oceaan
Koude wind uit de poolstreek, zorgt voor koude winters in het noorden van de VS.
Warme vochtige wind vanuit de Golf van Mexico, zorgt voor veel neerslag.
Aflandige wind
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Landschappen in de VS
1. Twee grote gebergten
Appalachen -> oostkust
Rocky Mountains -> Westkust
2. Binnenland = vlak
Centrale Laagvlakte (< 500 m)
Great Plains (>500m)
3. Oostkust
kustvlakte
4. Westkust:
vruchtbaar langs de kust
woestijn verder het binnenland in
Rocky Mountains met de bekende kloof Grand Canyon
De Appalachen, een gebergte met veel bomen.
De Great Plains: groot vlak gebied in het midden van de VS.
Hier lopen koeien los op uitgestrekt grasland = extensieve veeteelt.
De kustvlakte in het zuiden heeft een warm klimaat. Hier wordt katoen verbouwd.
In de Centrale Laagvlakte vind je grote boerderijen. Er wordt bv. maïs verbouwd op de enorme akkers. Er wordt veel met machines gewerkt om zoveel mogelijk opbrengst te halen uit elke hectare grond.
Dit heet: intensieve veeteelt.
Het Great Basin is voornamelijk woestijn omdat het achter het gebergte Sierra Nevada ligt. Hier is het heetste en droogste punt van de VS: Death Valley. Het kan hier meer dan 50 graden Celsius worden!
In Californië is het klimaat gunstig: warm in de zomer en zacht in de winter. Hier verbouwen de boeren fruit en zie je veel wijnboeren.
Wel is irrigatie nodig omdat er niet genoeg neerslag valt.
Slide 13 - Slide
Welk klimaat hoort bij de afbeelding. Sleep de klimaatgrafiek naar de afbeelding. De andere drie klimaatgrafieken laat je staan.
Slide 14 - Drag question
Sleep de vormen van neerslag naar de juiste plek.
Stijgingsneerslag
Stuwingsneerslag
Frontale neerslag
Slide 15 - Drag question
Zeeklimaat
Landklimaat
Droog klimaat
Slide 16 - Drag question
Hieronder zie je 4 klimaatfactoren en 4 omschrijvingen. Sleep de omschrijving naar de bijbehorende klimaatfactor.
Windrichting
Breedteligging
Gebergte
Zeestromen
In het noordoosten van de VS zorgt dit voor weinig invloed van de zee op het klimaat.
Dit zorgt aan de noordwestkust van de VS voor hogere temperaturen.
Hierdoor kan warme wind uit het zuiden diep het binnenland van de VS indringen.
Hierdoor is er een groot temperatuurverschil tussen Florida en Alaska.
Slide 17 - Drag question
In de V.S heersen drie warme klimaten: het tropisch regenwoudklimaat (Hawaii), het savanneklimaat (Florida) en het mediterraan klimaat (zuidwestkust). Door welke factoren worden al deze klimaten vooral bepaald?
A
Door de hoge breedte waarop de gebieden liggen, door bergen en de ligging aan zee.
B
Door de hoge breedte waarop de gebieden liggen, door zeestromen langs de zuidwestkust en de ligging aan zee.
C
Door de lage breedte waarop de gebieden liggen, door bergen en de ligging aan zee.
D
Door de lage breedte waarop de gebieden liggen, door zeestromen langs de zuidwestkust en de ligging aan zee.
Slide 18 - Quiz
De invloed van de Alaskastroom aan de noordwestkust van de VS op de temperatuur is groter dan die van de Labradorstroom aan de noordoostkust. Wat is hiervoor de belangrijkste reden?
A
Bergen
B
Windrichtingen
Slide 19 - Quiz
Leerdoel van deze les
Hoeveel sterren geef je jezelf?
Minimaal 1 ster, maximaal 5 sterren
Ik kan uitleggen welke factoren het weer in de VS beïnvloeden
Ik kan uitleggen welke klimaten en oorspronkelijke plantengroei er voor komen in de VS
Slide 20 - Drag question
Klaar?
Lees de theorie van paragraaf 3.3 en beantwoord de opdrachten