3v-zwakke werkwoorden-verleden tijd-deel2-check-Tschick

1 / 34
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Hausaufgabe war: 
- selbständig LessonUp machen
- Lernen: TrabiTour Seite 158 t/m 161 (bolletje 1 t/m 6)

Slide 3 - Slide

Dit moet je leren voor de toets:
1) Grammatik Trabi Tour:
- blz. 158 t/m 161 (bolletje 1 t/m 7)
- blz. 166 t/m 172 (bolletje 14 t/m20)
- & blz. 173 (bolletje 23)

2) Schrijven: Belangrijke zinnen (document)

Slide 4 - Slide

Lernziele für die Klassenarbeit:

 - zwakke werkwoorden in 3 tijden vervoegen (bijv.: ich wohne, ich wohnte, ich habe gewohnt)
- haben, sein, werden in de 3 tijden vervoegen: (bijv.: ich habe, ich hatte, ich habe gehabt)
- modale hulpwerkwoorden in 3 tijden vervoegen (bijv.: ich kann, ich konnte, ich habe gekonnt)


- Ik kan woorden uit de der-Gruppe en ein-Gruppe met of zonder  voorzetsels gebruiken (bijv.: Ihr spielt mit eurem  Kind)

- Ik kan het persoonlijk voornaamwoord in de verschillende naamvallen gebruiken (bijv.: Ich gehe mit euch ins Kino.)

- Ik kan mijn mening over een onderwerp geven dat met het boek “Tschick" te maken heeft => gaan we later voorbereiden!

Slide 5 - Slide

Leerdoelen 
zelfstandig gehaald??



  1. Je weet hoe je de verleden tijd in het Duits bij zwakke werkwoorden maakt. 

2. Je kunt de verleden tijd maken bij zwakke werkwoorden met een -d of -t in de stam.

3. Herhaling: Je kunt de verleden tijd maken bij haben, sein, werden.



Slide 6 - Slide

Zwakke werkwoorden
...zijn regelmatig (geen klinkerverandering in de verleden tijd)
... hebben een vaste stam
...hebben vaste uitgangen

Er bestaat ook een handig ezelsbruggetje voor. 

Slide 7 - Slide

Ezelsbruggetje tegenwoordige tijd

Slide 8 - Slide

Je leerde de volgende rij voor de tegenwoordige tijd
ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie
stam + e
stam + st
stam + t

stam + en
stam + t
stam + en

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man

wir 
ihr
sie/Sie
spiel
spiel
spiel

spiel
spiel
spiel
-te
-test
-te
-ten
-ten
-tet

Slide 12 - Drag question

Ihr ..... alle in Berlin, oder? (studieren)
A
studiert
B
studierte
C
studiertet
D
studieret

Slide 13 - Quiz

Vertaal 'zij kocht' (ev)

kaufen (= kopen)
A
sie kaufte
B
sie kauftet
C
sie kauftete
D
sie kauft

Slide 14 - Quiz

Verleden tijd: machen

Es ....... richtig Spaß, das Lied zu singen.
A
macht
B
machte
C
machtet
D
machst

Slide 15 - Quiz

Verleden tijd: lachen
Mein Freund ...... über einen Witz.

Slide 16 - Open question

Verleden tijd: weinen
Du ...., weil du deine Tasche verloren hattest.

Slide 17 - Open question

Bijzonderheden........
Als de stam eindigt op -d of -t     
Dan beginnen alle uitgangen automatisch met een 'e'


Slide 18 - Slide

En bij deze?
Ihr ___________ (warten) eine Stunde lang auf den Bus.

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Verleden tijd
Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man

wir 
ihr
sie/Sie
red
red
red

red
red
red
-ete
-etest
-ete
-eten
-eten
-etet

Slide 21 - Drag question

Wat is de correcte verleden tijds vorm?
> er [arbeiten]
A
arbeitet
B
arbeitete
C
arbeitetet
D
arbeite

Slide 22 - Quiz

Wat is de correcte verleden tijds vorm?
> ihr [baden]
A
bade
B
badet
C
badete
D
badetet

Slide 23 - Quiz

Verleden tijd:
Warum [antworten] du nicht?

Slide 24 - Open question

Verleden tijd: antworten

Wer ...... auf diese schwierige Frage?
A
antworteten
B
antworetet
C
antwortete
D
antworte

Slide 25 - Quiz

Vertaal 'wij borstelden'

bürsten (= borstelen)
A
wir bürsten
B
wir bürstet
C
wir bürsteten
D
wir bürstten

Slide 26 - Quiz

voltooid deelwoord
ich habe gemacht
ge - stam - t

ich habe geredet
ge - stam - et

Slide 27 - Slide

Extra oefenen?
Klik dan op de link op de volgende dia.

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Link

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 30 - Open question

Hoe zou je de uitleg van vandaag willen beoordelen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 31 - Quiz

Hast du das Lernziel errreicht?
- ik kan de zwakke werkwoorden in 3 tijden vervoegen: tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooide tijd (bijv.: ich wohne, ich wohnte, ich habe gewohnt)
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Und jetzt:
Ist der Film wie unser Buch?
Was kennen und wissen wir schon?
Was ist anders?

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide