Much many few little

Grammar theme 5
Like + as
much/many/little/few
Present simple, present continuous, future

1 / 31
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammar theme 5
Like + as
much/many/little/few
Present simple, present continuous, future

Slide 1 - Slide

Like + as

Slide 2 - Slide

Like + as
Like en as vertaal je allebei met 'zoals' of 'net zoals'.

It tastes like chocolate.                    - het smaakt net zoals chocola.
I'm going to Spain, as I did last     - Ik ga naar Spanje, net zoals      year.                                                              vorig jaar

Slide 3 - Slide

Like + as
Like en as vertaal je allebei met 'zoals' of 'net zoals'.

Wanneer gebruik je welke?
Like:   gebruik je voor mensen/dieren/dingen

As:  gebruik je aan het begin van bijzinnen (te herkennen aan de komma) en voor voorzetsels.               

Slide 4 - Slide

It really seems ____ it.
A
like
B
as

Slide 5 - Quiz

It's very warm in today, ____ it is summer.
A
like
B
as

Slide 6 - Quiz

People say I look ____ my sister.
A
like
B
as

Slide 7 - Quiz

That seems _____ a good idea.
A
like
B
as

Slide 8 - Quiz

She is a teacher, ____ were her parents.
A
like
B
as

Slide 9 - Quiz

Much/Many + Few/Little

Slide 10 - Slide

Much/Many + Few/Little
Wat betekent het volgende?:

Many books                                         Few books
Much water                                          Little water

Slide 11 - Slide

Much/Many + Few/Little
'Much' en 'Many' beteken allebei 'veel'. 
'few' en 'little' beteken allebei 'weinig'.

Wanneer gebruik je welke?

Slide 12 - Slide

Much/Many + Few/Little
Wanneer gebruik je welke?



telbaar
ontelbaar
veel
many friends
many books
much fun
much water
weinig
few friends
few books
little fun
little water

Slide 13 - Slide

_____ work
A
much
B
many

Slide 14 - Quiz

_____ pens
A
much
B
many

Slide 15 - Quiz

_____ minutes
A
little
B
few

Slide 16 - Quiz

_____ food
A
little
B
few

Slide 17 - Quiz

1. eating too _____ (veel) chocolate is bad for you.

Slide 18 - Open question

2. There are only a _____ (weinig) minutes left.

Slide 19 - Open question

3. There are _____ (veel) cars on the road.

Slide 20 - Open question

4 We only have ____ (weinig) time.

Slide 21 - Open question

5. My new videogame has ____ (veel) levels.

Slide 22 - Open question

Present simple, present continuous, future

Slide 23 - Slide

Werkwoordsvorm
Wanneer gebruik je het?
Hoe maak je het?
Voorbeeld
Present simple
(tegenwoordige tijd)
- Feiten, gewoontes en regelmatigheden
- als er sprake is van een schema of rooster
werkwoord (+ s bij he/she/it)
I walk to school everyday.
She walks to school everyday.
Present Continuous
(tegenwoordige tijd)
Als iets nu op dit moment aan de gang is
am/is/are + werkwoord + ing
I am walking to school right now.
'to be going to'
(toekomst)
- Plannen in de toekomst.
- Voorspellingen gebasseerd op bewijs
am/is/are + going to + werkwoord
I am going to play football this afternoon.
'will'
(toekomst)
- beloftes, iets aanbieden, aankondigingen.
- Voorspellingen zonder bewijs.
Will + werkwoord
I promise I will help you.

Slide 24 - Slide

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
We _______ (to watch) tv right now.

Slide 25 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
Trees _____ (to lose) their leafs in the Fall.

Slide 26 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
My brother always ______ (to take) the bus to school.

Slide 27 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
We _______ (to travel) to Spain this summer.

Slide 28 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
I think it _____ (to be) fine.

Slide 29 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
We _____ (to study) for our test at the moment.

Slide 30 - Open question

Wat ga je nu doen?
- Ga naar blz. 82 van je WB en maak grammar 11, 12, en 13.

Slide 31 - Slide