$5 KGT Het bijvoeglijk naamwoord

       

    $ 5 WS:  Bijvoeglijk naamwoord

    
    Leerdoelen

         Je leert bijvoeglijke naamwoorden herkennen.
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

       

    $ 5 WS:  Bijvoeglijk naamwoord

    
    Leerdoelen

         Je leert bijvoeglijke naamwoorden herkennen.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

Wat is 'de' voor soort woord?
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bepaald lidwoord
D
onbepaald lidwoord

Slide 3 - Quiz

Wat is een 'fiets' voor soort woord?
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Quiz

Hij toonde een kaart met de route van de orkaan.

lw = 
zn = 

Slide 5 - Slide

Hij toonde een kaart met de route van de orkaan.

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Link


Wat is een bijvoeglijk naamwoord?



Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord (zn).

  • 1B is een ................ klas.
  • Die ................... Willem weet het altijd beter.
  • Ons vakantiehuis is ........................

Slide 8 - Slide

Hij toonde een kaart met de route van de orkaan.

Welke bijvoeglijke naamwoorden kun je toevoegen? En waar?

Slide 9 - Slide

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?

Die gekke Tommy gooide zijn nieuwe iPhone zo in de grijze afvalbak.

Slide 10 - Open question

Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord?


Vaak komt er een -e achter het woord (lange vorm), maar niet altijd (korte vorm).

  • Een leuke klas / De klas is ..............
  • De grappige jongen / De jongen is ............
  • Het ............. huis / Een prachtig vakantiehuis.

Slide 11 - Slide


Wanneer kort? Wanneer lang (met -e)?



Kort:
  • Na het lidwoord ‘een’ als het woord onzijdig is (een het-woord is)
     Een groot vakantiehuis // Een mooi gerecht
  • Als het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat.
     Die scholier is fantastisch. // Het huis is schitterend.

Lang:
  • Na het lidwoord ‘de’ en ‘het’.
     De grote jongen // Het mooie gerecht
  • Na het lidwoord ‘een’ als het woord mannelijk of vrouwelijk is (een de-woord is).
     Een leuke vriendin // Een fantastische show
  • Als er geen lidwoord voor een woord in het meervoud staat.
     Slimme leerlingen // Grote groepen

Slide 12 - Slide

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Hij heeft de gratis app gedownload
A
heeft
B
app
C
gratis
D
de

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Link

Tijd om te beginnen
                                             Maak alle opdrachten.

                                             Quiz LessonUp.
                                             Huiswerk maandag 30 januari: 
                                             C5 Grammatica - 
                                             $5 WS Bijvoeglijk naamwoord -                                                                       Maak alle opdrachten


Start 
Afsluiting 

Slide 15 - Slide


Hoe schrijf je de lange vorm?



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
De lange vorm:
  • Zet een -e achter het woord: mooi, mooie / fijn, fijne


  • Verdubbel de laatste letter en zet een -e achter het woord: fris, frisse /     glad, gladde / wit, witte
  • Dubbele klinker? Haal een a, e, o of u weg en zet een -e achter het   woord: traag, trage / leeg, lege / dood, dode / zuur, zure.​
  • Verander een -f in een -v- of een -s in een -z- en zet een -e achter het         woord: lief, lieve / naïef, naïeve / grijs, grijze / vlekkeloos, vlekkeloze

Slide 16 - Slide


Samen oefenen




Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

  1. Jerry draagt een (stoer) jasje.
  2. Want hij is een (cool) jongen.
  3. Hij heeft het gekregen van zijn (lief) moeder.
  4. Die (zilver) mouwen zijn echt heel dope.
  5. Ik heb (metaal) velgen gekocht voor mijn racefiets.



  • Pak pen & papier
  • Noteer de juiste vorm
  • Je hebt 2 minuten de tijd

timer
2:00

Slide 17 - Slide


Samen oefenen - nakijken




Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

  1. Jerry draagt een stoer jasje.
  2. Want hij is een coole jongen.
  3. Hij heeft het gekregen van zijn lieve moeder.
  4. Die zilveren mouwen zijn echt heel dope.
  5. Ik heb metalen velgen gekocht voor mijn racefiets.



Slide 18 - Slide

Spelling - bijvoeglijk naamwoord
QUIZ 

Slide 19 - Slide

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hans en Marije hebben een (groot) probleem.
A
grote
B
groten
C
groote
D
groot

Slide 20 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Hij knalde op de betonnen paaltjes.
A
knalde
B
betonnen
C
hij
D
op

Slide 21 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat (raar) jong heeft mijn stuntstep gestolen.
A
rare
B
raare
C
raren

Slide 22 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Dat is een prachtige uitvoering.
A
Dat
B
is
C
prachtige
D
uitvoering

Slide 23 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Wat een (bizar) vertoning!
A
bizarre
B
bizar
C
bizare

Slide 24 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Die jongen droeg een (zijde) jurk.
A
zijde
B
zijden

Slide 25 - Quiz