klas 3 le passé composé hulpwerkwoord être ou avoir

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 2,3

Wat weet je over de Passé Composé?

Wat is de naam van de voltooid tegenwoordig tijd in het Frans?

1. le passé composé
2. le présent
3. le futur proche
4. l'imparfait

Wat betekent : le passé composé?

1. onvoltooid tegenwoordig tijd- ott
2. voltooid tegenwoordig tijd - vtt
3. onvoltooid verleden tijd - ovt
4. voltooid verleden tijd - vvt

Wat zijn de hulpwerkwoorden die bij de Passé Composé gebruikt worden?

1. avoir en aller
2. avoir en être
3. avoir en faire
4. avoir en vouloir

Philippe heeft gewerkt

1. Philippe va travailler
2. Philippe a travaillé
3. Philippe travaille
4. Philippe travaillait

Welk werkwoord krijgt het werkwoord être in de passé composé ?

1. gagner = winnen
2. faire = doen of maken
3. aller = gaan
4. avoir = hebben

Welk werkwoord krijgt in de passé composé het hulpwerkwoord être ?

1. adorer= dol zijn op
2. attendre= wachten
3. perdre= verliezen
4. tomber= vallen

Wat is goed ?

1. nous sommes allé
2. nous avons allé
3. nous sommes allés
4. nous avons allés

Wat is goed ?

1. Elle a tombé
2. Elle est tombé
3. Elle a tombée
4. Elle est tombée

Wat is goed ?

1. Ils sont gagné
2. Ils ont gagné
3. Ils sont gagnés
4. Ils ont gagnés

Wat is goed ?

Monsieur, ...

1. vous êtes parti
2. vous avez parti
3. vous êtes partie
4. vous êtes partis

Wat is de voltooide tijd van attendre?

1. attendu
2. attendré
3. attené
4. attendis

Wat is de voltooide tijd van avoir?

1. avoiré
2. avons
3. eu
4. fait

Welke is goed?
Ik ben geweest.

1. J'ai été
2. Tu as été
3. Je suis été
4. Vous avez eu

verbuga.eu