MMA3 - 2.5 Dieren bewegen

Paragraaf 2.5 Dieren bewegen
2.5 - Dieren bewegen
1 / 42
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Paragraaf 2.5 Dieren bewegen
2.5 - Dieren bewegen

Slide 1 - Slide

Herhalen vorige les 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Leerdoelen 2.5 
- Je kunt beschrijven hoe gewervelde dieren zich voortbewegen
- Je kunt aangeven op welk deel van hun poten zoogdieren lopen
- Je kunt het verband beschrijven tussen het skelet en de leefwijze van het dier
- Je kunt beschrijven hoe ongewervelde dieren bewegen

Slide 6 - Slide

Bewegen met wervelkolom
Gewervelde dieren bestaan uit 5 groepen:
.......

Slide 7 - Slide

Bewegen met wervelkolom
Gewervelde dieren bestaan uit 5 groepen:
- vogels
- amfibieën
- zoogdieren
- reptielen
- vissen

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Vissen, Amfibieën, Reptielen

- Bewegen met de wervelkolom van links naar rechts
- Amfibieën en reptielen: poten aan zijkant van het lichaam
Vogels, Zoogdieren

- Bewegen met de wervelkolom op en neer
- Hebben poten aan de onderkant van het lichaam
-Hierdoor kunnen ze zich snel vooruit bewegen

Slide 10 - Slide

0

Slide 11 - Video

Zoogdieren
Topganger  (Hoefganger) - loopt op puntje van de teenkootjes, hier omheen hebben ze hoeven
Teengangers - loopt op de teenkootjes
Zoolgangers - loopt op de gehele voet

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

een voorbeeld van een teenganger is een
A
mens
B
paard
C
beer
D
hond

Slide 17 - Quiz

Sommige gewrichten hebben ___________ voor extra stevigheid.
A
gewrichtssmeer
B
gewrichtskapsel
C
gewrichtsbanden
D
kraakbeenlaagje

Slide 18 - Quiz

Er is een foto van Dominique haar arm gemaakt.

Sleep naar de botten die je ziet op de röntgenfoto:
Extra hulpje, het skelet
Spaakbeen
Opperarmbeen
Ellepijp



middenhands
beentjes



handwortel
beentjes
vingerkootjes

Slide 19 - Drag question

Als je de armbuigspier samentrekt, wordt de onderarm ..1.. getrokken. De arm wordt dan ..2..

Welke woorden passen op de lege plekken?
A
1=omlaag 2=gestrekt
B
1=omlaag 2=gebogen
C
1=omhoog 2=gebogen
D
1=omhoog 2=gestrekt

Slide 20 - Quiz

Een bot zonder lijmstof breekt erg snel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Welke dieren zijn zoolgangers?
A
Mens en kameel
B
Mens en beer
C
Kameel
D
Geen van allen

Slide 22 - Quiz

Welk nadeel heb je als zoolganger?
A
de hele zool wordt gebruikt bij het lopen
B
je zakt makkelijk weg in de bodem
C
je bent niet zo snel
D
je hebt geen knie

Slide 23 - Quiz

Welke functie heeft de wervelkolom voor het ruggenmerg?
De wervelkolom ...
A
beschermt het ruggenmerg
B
geeft stevigheid aan het ruggenmerg
C
geeft vorm aan het ruggenmerg
D
geleidt het ruggenmerg

Slide 24 - Quiz

2.5 Les 1 
Maak de opdrachten 1 t/m 6, 9 ,11, 12, 14, 15
Kijk na met nakijkboekje

Slide 25 - Slide

2.5 Les 2 

Slide 26 - Slide

Leerdoelen 2.5 

- Je kunt beschrijven hoe gewervelde dieren zich voortbewegen
- Je kunt aangeven op welk deel van hun poten zoogdieren lopen
- Je kunt het verband beschrijven tussen het skelet en de leefwijze van het dier
- Je kunt beschrijven hoe ongewervelde dieren bewegen

Slide 27 - Slide

Herhalen vorige les

Slide 28 - Slide

Hoeveel groepen gewervelden zijn er?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Slide

Bij beweging van de vis beweegt de wervelkolom...
A
Van links naar rechts
B
Van boven naar beneden
C
Helemaal niet
D
In alle richtingen

Slide 31 - Quiz

De wervelkolom van amfibieën beweegt anders in het water dan op het land
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quiz

Reptielen hebben een erg beweeglijke wervelkolom
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quiz

Waar hoort een hert bij?
A
Zoolgangers
B
Teengangers
C
Hoefgangers/Topgangers

Slide 34 - Quiz

Waar hoort een kat bij?
A
Zoolgangers
B
Teengangers
C
Hoefgangers/Topgangers

Slide 35 - Quiz

Bouwplan van gewervelden
Het bouwplan van gewervelden lijkt erg op elkaar, hebben allemaal dezelfde botten.
Aanpassing op wat nodig is voor de leefwijze van het dier
- Armen van vleermuizen -> vliezen tussen de lange botten in de 'hand'
- Voorpoten van de mol -> korte, stevige botten in de 'hand'
- Vinnen van de walvis -> brede 'hand', uitgegroeid tot vin

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Hoe bewegen ongewervelde dieren?
weekdieren: slak heeft een uitwendig skelet van kalk. loopt over slijmspoor.

wormen: segmenten van kringsperen en lengtespieren.

geleedpotigen: uitwendig skelet van chitine, dus gewrichten ook uitwen-dig.

Slide 38 - Slide

Geleedpotigen
Zoals krabben, kreeften en insecten.
Insecten hebben een uitwendig skelet gemaakt van chitine. 

Door het uitwendige skelet zitten de gewrichten aan de buitenkant en spieren aan de binnenkant. 

Slide 39 - Slide

Alle ongewervelden hebben een gelijke manier van bewegen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 40 - Quiz

Hoeveel soorten spieren gebruiken wormen om vooruit te bewegen?
A
1
B
2
C
4
D
8

Slide 41 - Quiz

2.5 Les 2 
Maak opdr 16 t/m 24
Nakijken 

Slide 42 - Slide