3F Gram 2.1 PV, Gezegde en onderwerp

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Nederlands

Voegwoord

Welk voegwoord past het best in de zin?:

Ik herhaal de lesstof van vorige week, ......... jullie het beter onthouden.

1. omdat
2. hoewel
3. zodat
4. waardoor

Grammatica 2 

Zinsdelen en zinnen

2.1 Persoonsvorm, gezegde en onderwerp

2.2 Lijdend en meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling

2.3 Enkelvoudige en samengestelde zinnen

2.4 Hoofdzinnen en bijzinnen

Lesdoel

Je herkent:

• de persoonsvorm
• het gezegde
• het onderwerp

in een zin.

Uitleg Persoonsvorm

• De persoonsvorm (PV) is altijd een werkwoord
• Je herkent de PV  door de zin van tijd te veranderen, de PV verandert dan.

Voorbeeld:          Kees overlegt met de docent (TT)

                                 Kees overlegde met de docent (VT)

NB: je kunt ook het onderwerp van enkelvoud naar meervoud veranderen of andersom en dan verandert de PV mee.

Uitleg Gezegde 

Alle (delen van) werkwoorden samen vormen het gezegde (gez.).

Voorbeeld:

Oxana en Karim hebben het ontwerp gemaakt.

Ivo levert zijn huiswerk op tijd in.

Mark is het magazijn aan het opruimen.

Uitleg onderwerp

Het onderwerp vind je door te vragen:

Wie of wat + gezegde?

Voorbeeld:

De les is begonnen.

De cafés en restaurants zijn tot middernacht open. 

Die grote bouwmarkt gaat uitbreiden.

Wat is de persoonsvorm in de zin?:
Volgende week ga ik mijn haar laten knippen bij de kapper.

1. ik
2. knippen
3. ga
4. laten knippen

Wat is het gezegde in deze zin?:
Gelukkig hoef je geen mondkapje meer te dragen in de gang.

1. hoef
2. mondkapje
3. je
4. hoef te dragen

Wat is het onderwerp in de zin?:
De wekelijkse bestellingen van deze klant zijn altijd erg ingewikkeld.

1. zijn ingewikkeld
2. de wekelijkse bestellingen
3. de wekelijkse bestellingen van deze klant
4. zijn

Sleep de woorden uit deze zin naar het juiste vak. 

Let op: sommige woorden gebruik je niet. 

PV

Gezegde

Onderwerp

Morgen

ga

ik

Theo

samen

met

maken

de opdrachten

                                                      Is de uitleg duidelijk?

Aan de slag

Gram 2.1, opdracht 1 t/m 5

KLAAR?

Maak opdracht 6 en de extra opdracht (E1)

tot de volgende les