22 en 24 Mrt Kiezen les 3 en 4

• Burgerschap
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 3

KIEZEN

Wat gaan we doen

Les 3 Identiteit

Les 4 Waarden en Normen

Blz. 25 t/m 34

Terugblik vorige les

Vorige week hebben wij onder andere geleerd

Wat vrijheid betekent

wat vrijheid van meningsuiting inhoudt

Welke grenzen er aan vrijheid zijn

Wat respect met vrijheid te maken heeft

Wat rechten en plichten zijn

Wat gaan we vandaag leren

• Je leert wat een identiteit is
• Je leert hoe je identiteit gevormd wordt
• Je leert wat waarden en normen zijn
• Je leert wat waarden en normen met je gedrag te maken hebben 

Les 3 Identiteit

Eigenschap: Een kenmerk van een persoon

Al je kenmerken samen vormen je identiteit

Les 3 Identiteit

Mensen om je heen hebben invloed op jou.

Ze kunnen je eigenschappen en dus ook je identiteit beïnvloeden

Op wie heb jij invloed, denk je?

Boek

Maak blz 26 en 27

Wat is geen geldig legitimatiebewijs?

1. paspoort
2. identiteitsbewijs
3. bibliotheekpas
4. rijbewijs

De identiteit =

1. een verzameling van jouw eigenschappen
2. een ongeschreven regel
3. een idee van iemand

Wat is geen geldig legitimatiebewijs?

1. paspoort
2. identiteitsbewijs
3. bibliotheekpas
4. rijbewijs

Klassikaal

Samen blz 28 en 29 maken

Journaal

Tijd voor het journaal

Les 4 Waarden en normen

Waarde: een idee dat je belangrijk vindt. Bijvoorbeeld eerlijkheid.

Norm: gedrag dat voor jou normaal is. Bijvoorbeeld: niet liegen.

De keuzes die je maakt hebben veel te maken met je waarden en normen

Les 4 Waarden en normen

Je deelt vaak waarden en normen met de mensen met wie je omgaat.

Je waarden en normen kunnen ook verschillen van die van andere mensen. Dit kan tot lastige situaties leiden.

Hebben de mensen met wie jij omgaat

 dezelfde waarden en normen als jij?

Noem een aantal waarden
die voor jou persoonlijk
belangrijk zijn

Bespreek waarom deze waarde belangrijk zijn voor de studenten en welke normen hieraan verbonden zijn. Wat nemen zij hiervan mee naar de praktijk? 

Boek

Maak blz 30 en 32

Wat is geen mensenrecht?

1. Je mag harder rijden als je haast hebt.
2. Je mag zelf beslissen met wie je trouwt.
3. Je mag je eigen godsdienst kiezen.
4. Je mag stemmen tijdens de verkiezingen.

Welk woord moet op de lege plaats staan?

Zelf kiezen welke kleur je je haar verft, is een voorbeeld van ________ .

1. mensenrechten
2. plichten
3. vrijheid
4. rechten

welke zin klopt?

1. In Nederland heb je veel vrijheid
2. In Nederland heb je geen vrijheid
3. Je kan niet zelf kiezen wat je eet
4. Je mag niet kiezen op wie je verliefd wordt

Zelf kunnen kiezen is......................

1. mening
2. recht
3. vrijheid
4. plicht

Einde Les