This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Programma
-Lezen
-feit, mening (standpunt), argument
-Uitleg opdracht boekpresentatie.
Slide 2 - Slide
Lesdoel
-Ik begrijp de termen: feit, mening (standpunt), argument.
-Ik begrijp wat er van mij wordt verwacht bij de boekpresentatie.
Slide 3 - Slide
Programma
- feit, mening (standpunt) en argument.
Slide 4 - Slide
Feiten:
- Kun je bewijzen of controleren.
'Die laptop kost bij BCC €450,-.'
- Daarover kun je niet van mening verschillen:
1 + 1 = 2
- Kun je opzoeken.
'Het aantal calorieën in een Snicker is 321.'
Slide 5 - Slide
Mening
- Een mening geeft aan wat iemand vindt van iets.
Een ander kan hier heel anders over denken.
'Ik het vak Nederlands heel erg leuk!'
- Een mening is een ander woord voor 'standpunt'.
Slide 6 - Slide
Argument
Een mening kun je onderbouwen met argumenten.
Een argument geeft aan waarom je een bepaalde mening hebt.
In een tekst vind je argumenten door te zoeken naar signaalwoorden, zoals want, omdat, namelijk en immers. Achter deze signaalwoorden vind je vaak argumenten die een bepaalde mening onderbouwen.
'Ik vind het belangrijk om mijn huiswerk goed te maken, want ik wil een goed cijfer halen.
Slide 7 - Slide
Sommige teksten zijn bedoeld om alleen feiten weer te geven
Welke?
Slide 8 - Slide
Andere teksten zijn juist bedoeld om een mening te geven.
Welke?
Slide 9 - Slide
Weergeven van feiten:
-Handleiding voor installatie tv-toestel.
-Spelregels.
-Concertprogramma
-Route beschrijving
-Bijsluiter medicijnen
Weergeven van meningen:
-Forum op internet
-Weblog over mijn favoriete popsterren
-Een recensie over een boek of film.
Slide 10 - Slide
Objectief
Onderzoek
Er zijn data verzameld.
Feiten (schoolkennis)
Onpartijdig
Het is te controleren.
Subjectief
Mening
Een gevoel
Een ervaring
Niet te controleren.
Slide 11 - Slide
Om 12 uur is er een inbraak gepleegd.
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 12 - Quiz
Het is het mooiste huis van de straat.
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 13 - Quiz
De bewoners waren niet thuis op het moment van de inbraak.
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 14 - Quiz
De jongens van de buurt hebben de inbraak waarschijnlijk gepleegd, want zij zijn altijd uit op rottigheid
A
feit met argument
B
mening met argument
Slide 15 - Quiz
Ik vind dat we met z'n allen afval moeten scheiden.
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 16 - Quiz
Om je mening / standpunt kracht te geven, gebruik je argumenten.