Gesprekken voeren

GESPREKKEN VOEREN
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

GESPREKKEN VOEREN

Slide 1 - Slide

GESPREKSTECHNIEKEN

WAAR DENK JE DAN AAN?

Slide 2 - Slide

Een gesprek optimaal laten verlopen,
wat komt daarbij kijken?

Slide 3 - Mind map

Communiceren gebeurt mondeling (pratend).
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Communicatie
  • Verbaal (gesproken of geschreven)
  • Non-verbaal (vocaal of niet-vocaal)

Slide 5 - Slide

Waar denk je aan bij
non-verbale communicatie?

Slide 6 - Mind map

Non-verbale communicatie
Non-verbaal communiceren betekent zonder woorden. 

Denk daarbij bijvoorbeeld aan je lichaamshouding, oogcontact, toonhoogte, ritme, volume, intonatie, tempo en kleding.

Slide 7 - Slide

Je kunt niet-niet communiceren!

Slide 8 - Slide

Luistertechnieken
Een goed gesprek is afhankelijk van goed actief luisteren naar elkaar en daar ook op te reageren.

(actief) Luisteren 
Samenvatten 
Doorvragen 


Slide 9 - Slide

Hoe kun je laten merken
dat je actief luistert?

Slide 10 - Mind map

SOORTEN VRAGEN
- open vragen                              (Wat heb je gisteren gedaan?)
- reflecterende vragen             (Wat verwacht je ervan?)
- indirecte vragen                       (Ik zou willen weten of je mee gaat)
- gesloten vragen                       (Heb je een computer bij je?)
- suggestieve vragen                (Dat vind jij toch ook niet leuk?)

Slide 11 - Slide

Welke vraag is een open vraag?
A
Heb jij ook zo'n leuke dag vandaag?
B
Hoe voel je je?
C
Vind je deze broek leuk of stom?
D
Wat bedoel je daarmee?

Slide 12 - Quiz

"Jij hebt toch ook geen zin in dat kerstdiner?" is een ...
A
Open vraag
B
Gesloten vraag
C
Suggestieve vraag
D
Reflecterende vraag

Slide 13 - Quiz

Miscommunicatie
Om heel veel redenen gaat communicatie vaak mis.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Voorkomen van miscommunicatie
  • Pas je boodschap aan de ontvanger aan.
  • Zorg dat je boodschap helder is. Blijf bij de kern.
  • Zorg dat je verbale en non-verbale communicatie op elkaar is afgestemd.
  • Zorg dat je echt contact hebt met de ontvanger. 
  • Zorg dat je actief luistert, LSD!

Slide 16 - Slide

Elke ontvanger start met aannames of (voor-)oordelen. Wees je daarvan bewust en probeer deze zoveel mogelijk opzij te zetten. 

Slide 17 - Slide

Wat neem je mee
uit deze les?

Slide 18 - Mind map