H6.2 Sociale zekerheid

1 / 22
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Herhaling H6.1
  • Je kunt drie overheidslagen noemen en beschrijven wat zij doen
  • Je kunt uitleggen met welke twee maatregelen de overheid ons gedrag beïnvloedt
  • Je kunt uitleggen wat collectieve goederen zijn en enkele voorbeelden noemen
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen de collectieve en particuliere sector

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Opdracht 1 (zie boek). Anne en Johan hebben drie kinderen. Een dochtertje van 4, een zoon van 8 en een zoon van 15 jaar. Bereken hoeveel kinderbijslag zij per kwartaal ontvangen.

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

Opdracht 2, kies het juiste antwoord
Het bedrag dat je minimaal nodig hebt om van te kunnen leven noem je sociaal minimum / sociale zekerheid.
A
sociaal minimum
B
sociale zekerheid

Slide 6 - Quiz

Opdracht 3 (zie boek). Bereken hoeveel André aan uitkering ontvangt, om op het sociaal minimum te komen.

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Opdracht 4, vul hieronder de juiste woorden in.

Nederland noem je ook wel een ........................ . Als je te weinig inkomen hebt, kun je een ......................... krijgen om je huur of zorgpremie te betalen.
Verzorgingsstaat
Toeslag

Slide 9 - Drag question

Maken opdracht 5
timer
3:00

Slide 10 - Slide

Antwoord opdracht 5
  • A. 540 + 110 = €650
  • B. €650 - 90 - 41 = €519
  • C. hoger inkomen, partner, veel spaargeld

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Opdracht 6. De sociale verzekeringen worden betaald met premies/ subsidies die ingehouden worden op je brutoloon / nettoloon
A
premies, brutoloon
B
subsidies, brutoloon
C
premies, nettoloon
D
subsidies, nettoloon

Slide 13 - Quiz

Hicham wordt na 15 jaar ontslagen.
Het bedrijf verhuist naar het buitenland.

Dirk kan door een ongeval niet meer 
volledig werken. Hij verdient nu nog maar 50% 
van zijn vroegere loon.

Meneer Alloui is 67 geworden en kan nu 
stoppen met werken
WIA
AOW
WW

Slide 14 - Drag question

Maken opdracht 8
timer
3:00

Slide 15 - Slide

Antwoord opdracht 8
  • A. 27,65 : 100 x 28000 = 0,2765 x 28000 = 7742
  • B. Je betaalt alleen premie als je werkt
  • C. 68.600.000.000

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Opdracht 10
Noem twee voorbeelden van sociale voorzieningen

Slide 18 - Open question

Opdracht 11
Waarmee betaalt de overheid de sociale voorzieningen? Er zijn twee antwoorden juist
A
btw
B
loonbelasting
C
verkeersboetes

Slide 19 - Quiz

Opdracht 12
De bijstandsuitkering voor een alleenstaande is 70% van het netto minimumloon. Het netto minimumloon is €1.437 per maand.
A. bereken de maandelijkse bijstandsuitkering voor een alleenstaande. Rond af op hele euro's

Slide 20 - Open question

Opdracht 12
Als meer mensen uit de bijstand een baan vinden, is de overheid meer / minder geld kwijt aan uitkeringen. Daardoor kunnen de premies en belastingen die werkenden betalen omhoog / omlaag
A
meer, omhoog
B
minder, omhoog
C
meer, omlaag
D
minder, omlaag

Slide 21 - Quiz

Wat heb je geleerd?
  • Je kunt uitleggen wat met het sociaal minimum wordt bedoeld
  • Je kunt uitleggen waarom Nederland een verzorgingsstaat is
  • Je kunt twee groepen sociale verzekeringen noemen en er voorbeelden bij geven
  • Je kunt uitleggen wat sociale voorzieningen zijn en er voorbeelden van noemen

Slide 22 - Slide