7.3 De planeten

7.3 De Planeten
1 / 15
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

7.3 De Planeten

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
7.3.1 Je kunt uitleggen dat elke planeet zijn eigen omlooptijd en snelheid heeft.
7.3.2 Je kunt afstanden omrekenen van km naar AE en omgekeerd.
7.3.3 Je kunt de vier aardse planeten noemen met hun kenmerken.
7.3.4 Je kunt uitleggen wat bedoeld wordt met ‘een vacuüm’ en ‘de atmosfeer van een planeet’.
7.3.5 Je kunt de belangrijkste verschillen benoemen tussen de aardse planeten en de reuzenplaneten.
7.3.6 Je kunt een aantal manieren beschrijven waarop planeten onderzocht worden.
7.3.7 Je kunt uitleggen waardoor satellieten jarenlang rond de aarde kunnen blijven draaien. (PLUS)

Slide 2 - Slide

Behalve de aarde bewegen er nog zeven andere planeten rond de zon. Vijf daarvan zijn vanaf de aarde goed te zien. Ze hebben hun namen al in de oudheid gekregen: Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus. Uranus en Neptunus zijn pas later ontdekt, in 1781 en in 1846.

Slide 3 - Slide

De aardse planeten
Mercurius, Venus, de aarde en Mars worden aardse planeten genoemd. Het zijn de 4 planeten die het dichts bij de zon staan. Ze hebben alle vier een hard, rotsachtig oppervlak (net als op aarde, daarom aardse planeten). De grootse aardse planeet is de aarde, Venus is bijna even groot, de andere twee zijn kleiner.  De aarde is als enige aardse planeet voor het grootste deel bedekt met water. De aarde heeft één maan en Mars heeft 2 kleine maantjes (Phobos en Deimos). 

Mercurius       Venus                Aarde              Mars

Slide 4 - Slide

Net als de maan kun je planeten alleen zien doordat ze het licht van de zon weerkaatsen. Venus en Mars staan ‘dicht’ bij de aarde en zijn daardoor goed zichtbaar. Venus is dankzij haar witte wolkendek zelfs een van de helderste hemellichamen. Alleen de zon en de maan geven nog meer licht. Je ziet Venus soms als ‘avondster’ vroeg in de avond en soms als ‘morgenster’ laat in de nacht.

Slide 5 - Slide

Venus
Mars
Zowel op Venus als op Mars zijn planeetverkenners geland, om metingen te doen en foto’s te maken. Op Venus is het zo heet dat een verkenner het daar maar kort uithoudt. Maar op Mars kunnen verkenners jarenlang doorgaan. Het robotkarretje Opportunity is zelfs 14 jaar actief geweest, van 2004 tot 2018. Dankzij dit soort verkenners is goed bekend  hoe het oppervlak van Mars eruitziet 

Slide 6 - Slide

De atmosfeer van planeten
Het heelal bestaat voor het overgrote deel uit lege ruimte. Er is helemaal niets, ook geen lucht of andere gasdeeltjes, alleen ruimte zonder iets erin. Zo’n lege ruimte noem je een vacuüm. Als een voorwerp door zo’n lege ruimte beweegt, hoeft het niets opzij te duwen. Er is niets dat zijn beweging afremt.

Slide 7 - Slide

De aarde heeft, net als de andere aardse planeten, een atmosfeer. Zo noem je het mengsel van gassen dat de buitenste laag van een planeet vormt. Vaak komen er in zo’n atmosfeer wolken voor die uit kleine, zwevende druppeltjes bestaan. De planeet Venus heeft zelfs zo’n dicht wolkendek dat er van het planeetoppervlak niets te zien is.

Slide 8 - Slide

De atmosfeer van Venus en Mars is totaal anders dan die van de aarde . Koolstofdioxide is op beide planeten het belangrijkste bestanddeel. Zuurstof komt er niet of nauwelijks voor. Mensen kunnen in zo’n atmosfeer onmogelijk overleven. Ze zouden meteen omkomen door zuurstofgebrek. De atmosfeer van Venus is veel dichter (veel deeltjes in een liter lucht) dan de atmosfeer van de aarde.
De atmosfeer van Mercurius en Mars is juist veel dunner dan die van de aarde.

Slide 9 - Slide

Reuzenplaneten
De planeten Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus worden reuzenplaneten genoemd. Ze zijn veel groter dan de aardse planeten en staan verder van de zon.  
De reuzenplaneten bestaan voor een groot deel uit gassen. Van buitenaf zie je alleen de bovenste laag wolken die de planeet omringen.  Maar onder die wolken is geen stevig, rotsachtig oppervlak, waarop je een ruimtevaartuig kunt laten landen.
Jupiter
Saturnus
Mercurius, Venus, Aarde en Mars
Uranus
Neptunus
De zon

Slide 10 - Slide

Jupiter en Saturnus
Jupiter en Saturnus staan het dichtst bij en zijn helderder dan de meeste sterren. Uranus en Neptunus staan veel verder weg. Jupiter is de grootste planeet van het zonnestelsel. Je herkent Jupiter ook aan de strepen en de rode vlek. De rode vlek is een grote orkaan die al meer dan 300 jaar duurt.
Saturnus is ook heel groot. Saturnus kun je herkennen aan de ringen eromheen
Jupiter en Saturnus hebben allebei meer dan zestig manen. Sommige zijn ongeveer even groot als de maan van de aarde. Andere manen zijn  veel kleiner en hebben een onregelmatige vorm.

Slide 11 - Slide

Uranus en neptunus
Uranus en Neptunus draaien het verst van de zon. Uranus kun je nog net zien met het blote oog. Voor Neptunus heb je een telescoop nodig.

Uranus en Neptunus hebben beide een blauwe kleur. Die blauwe kleur komt door de gassen in de buitenste lagen van de planeten.
Uranus heeft 27 manen. Vier manen hebben een diameter van meer dan 1000 kilometer, de rest is kleiner. Neptunus heeft 13 manen.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Hoe moet je dit onthouden?
Vanaf de zon gezien:
Mercurius, Venus, Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunus, (Pluto)
Maak Van Acht Meter Japanse Stof Uw Nachtjapon

Slide 14 - Slide

Aan het werk! NOVA!
Wat? 7.3 De planeten - opdrachten 1 t/m 10.
 
Waar? In je leer/werkboek!

Klaar? Ga leren voor de SO van volgende week (par 1 t/m 3)



Slide 15 - Slide