This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
vaste tekststructuren (2)
Slide 1 - Slide
Lesplanning
- Lezen
- Terugblik
- Lesdoel
- Instructie
- Even oefenen
- Huiswerk
- Terugblik
Slide 2 - Slide
Terugblik
Wat weet je nog over......
Slide 3 - Slide
Toelichtend tekstverband
Voorwaardelijk tekstverband
Opsommend tekstverband
Samenvattend tekstverband
Oorzakelijke tekstverband
Tegenstellend tekstverband
Chronologisch tekstverband
Concluderend tekstverband
dus
vervolgens
echter
omdat
kortom
ten tweede
mits
bijvoorbeeld
als
zoals
al met al
vervolgens
hierdoor
want
maar
daarentegen
ook
Slide 4 - Drag question
Tekstverbanden: het woord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
toelichtend
C
tegenstellend
D
redengevend
Slide 5 - Quiz
Wat is een tekstverband?
A
Je verbindt twee teksten met elkaar
B
Je geeft het verband tussen inleiding en slot aan
C
Je geeft aan wat het belangrijkste in een tekst is
D
Je verbindt zinnen en alinea's met elkaar
Slide 6 - Quiz
Wat is GEEN tekstverband?
A
opsommend
B
voorwaardelijk
C
synoniem
D
tegenstellend
Slide 7 - Quiz
Lesdoel
Je leert over vaste tekststructuren.
Je herkent de tekststructuren en past deze toe bij de opdrachten.
Slide 8 - Slide
Welke drie tekststructuren ken je al? Wat staat er in inleiding-middenstuk-slot?
Slide 9 - Mind map
Nog vier tekststructuren
- argumentatiestructuur
- aspectenstructuur
- voor- en nadelenstructuur
- vraag-antwoordstructuur.
Slide 10 - Slide
Argumentatiestructuur
Inleiding: standpunt
Middenstuk: argumenten voor het standpunt / tegenargument / weerlegging
Slot: herhaling stelling / beantwoorden van de vraag
Argumentatiestructuur (bijv. een artikel met de titel "Het verlagen van de maximum snelheid naar 100 km/u is onzin")
Slide 11 - Slide
Aspectenstructuur
Inleiding: onderwerp
Middenstuk: diverse aspecten van het onderwerp
Slot: samenvatting
Aspectenstructuur (bijv. een artikel met de titel "Welke invloed heeft social media op jongeren?")
Slide 12 - Slide
Voor- en nadelenstructuur
Inleiding: vraag of stelling
Middenstuk: voordelen / nadelen
Slot: afweging / conclusie
Voor- nadelenstructuur (bijv. een artikel met de titel "Wat zijn de voor- en nadelen van het vaccineren van jongeren?")
Slide 13 - Slide
Vraag-antwoordstructuur
Inleiding: vraag
Middenstuk: antwoord
Slot: samenvatting of conclusie
Vraag-antwoordstructuur (bijv. een artikel met de titel "Welke maatregelen kan ik zelf treffen om mijn energierekening omlaag te brengen?")
Slide 14 - Slide
even oefenen
Let op: je hebt maar 30 seconden per vraag.
Slide 15 - Slide
Welke structuur bevat oorzaken in het middenstuk?
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
verklaringsstructuur
D
voor- en nadelenstructuur
Slide 16 - Quiz
Verklaringsstructuur - inleiding: bepaald verschijnsel - kern: kenmerken/ verklaringen/ voorbeelden - slot: ? Wat moet er op de plaats van het vraagteken staan?
A
samenvatting
B
eigen mening
C
het probleem
D
vraagstelling
Slide 17 - Quiz
Inleiding: onderwerp middenstuk: diverse onderdelen van het onderwerp worden besproken slot: samenvatting Deze indeling hoort bij de volgende structuur:
A
argumentatiestructuur
B
voor- en nadelenstructuur
C
verklaringsstructuur
D
aspectenstructuur
Slide 18 - Quiz
Een tekst waarin wordt uitgelegd hoe het broeikaseffect is ontstaan, is een ....
A
Tekst met verklaringsstructuur
B
Tekst met voor- en nadelenstructuur
C
Tekst met argumentatiestructuur
Slide 19 - Quiz
Welke tekststructuur herken je door tijdsaanduidingen in de tekst?
A
Verleden/heden (toekomst) structuur
B
Argumentatiestructuur
C
Voor- en nadelenstructuur
D
Aspectenstructuur
Slide 20 - Quiz
Welke tekststructuur eindigt met de beste oplossing?
A
Vraag-antwoordstructuur
B
Probleem-oplossingsstructuur
C
Argumentatiestructuur
D
Verklaringsstructuur
Slide 21 - Quiz
Welke vaste tekststructuur is zeker niet geschikt voor een uiteenzetting?(informatieve tekst)
A
Een aspectenstructuur
B
Een vraag-antwoord-structuur
C
Een argumentatie-structuur
D
Een verklaringstructuur
Slide 22 - Quiz
Welke tekststructuur past het best bij het betoog?
A
probleem-oplossingsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
verklaringsstructuur
D
aspectenstructuur
Slide 23 - Quiz
Ik kan vaste tekststructuren herkennen en benoemen.
😒🙁😐🙂😃
Slide 24 - Poll
Huiswerk:
- Maak van hoofstuk 2: tekststructuren: startopdracht, opdracht 1, 2 en 4
Klaar? Maak een samenvatting van de theorie over tekststructuren van hfst 1 en hfst 2.