Zo lees je oriënterend
1) Bekijk de tekst:
2) Lees de titel.
3) Kijk naar de afbeeldingen (illustraties) bij de tekst.
4) Lees de titels die boven tekstgedeeltes staan. Die titels noem je tussenkopjes.
5) Kijk of er woorden zijn die anders gedrukt zijn, bijvoorbeeld vet, schuin, GROOT of gekleurd.
Let op woorden die vaker gebruikt worden.
Lees het eerste stukje van de tekst (de inleiding). Vaak is dat één alinea, soms zijn het er twee. Soms is het eerste stukje vetgedrukt. Hier vind je vaak het onderwerp al in een paar woorden.