What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
1.1 wat wil je kopen
HOOFDSTUK 1
Paragraaf 1.1
Wat wil je kopen
1 / 35
next
Slide 1:
Slide
Mens & Maatschappij
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
This lesson contains
35 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
HOOFDSTUK 1
Paragraaf 1.1
Wat wil je kopen
Slide 1 - Slide
ECONOMIE
"
de wetenschap die zich bezighoudt met de keuze die mensen maken om in hun behoeften te voorzien"
Economie: Grieks oikos (huis) en nomos (regel)
Alles wat met geld en handel te maken heeft.
Slide 2 - Slide
Waar denk je aan bij economie?
Slide 3 - Mind map
0
Slide 4 - Video
Lesdoel
Na deze les :
weet je welke behoeften er zijn
kun je het verschil aangeven tussen directe ruil en indirecte ruil
weet je wat goederen en diensten zijn
weet je wat een consument is
weet je hoe je het Euro teken gebruikt en hoe je het gemiddelde berekend
Slide 5 - Slide
Lesdoel
weet je welke behoeften er zijn
Slide 6 - Slide
Behoefte is wat je nodig hebt. Welke 3 basisbehoeften heeft een mens?
Slide 7 - Open question
Behoefte
Basisbehoeften
- voedsel/drinken
- kleding
- onderdak
- soms worden ook zorg en onderwijs nog genoemd
De rest zijn overige en luxe behoeften
Slide 8 - Slide
Wat is een behoefte?
A
Je mist iets dat je wel graag wilt hebben
B
Zin in iets hebben
C
Ergens geen zin in hebben
D
Dat je alles al hebt
Slide 9 - Quiz
Wat geldt voor een overige behoefte
A
Die is absoluut noodzakelijk
B
Daar kan ik niet zonder
C
Die heb ik af en toe nodig om te leven
D
Daar kan ik wel zonder maar het maakt het leven wel leuker
Slide 10 - Quiz
Woonruimte is een overige behoefte.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
Wat voor een behoefte is een spijkerbroek?
A
Basisbehoeften
B
Overige behoeften
Slide 12 - Quiz
Lesdoel
Je kan het verschil aangeven tussen directe en indirecte ruil.
Slide 13 - Slide
Ruilen
Directe ruil
= het ruilen van spullen voor spullen,
voorbeeld: 3 zakken graan voor een varken.
Indirecte ruil
= het ruilen van spullen voor geld.
Slide 14 - Slide
Lesdoel
weet je wat goederen en diensten zijn
Slide 15 - Slide
Goederen en Diensten
Voorzien in je behoeften
Goederen zijn tastbaar
Verbruiksgoederen
: zijn op na gebruik (brood, tandpasta)
Gebruiksgoederen
: gaan vaker mee (tosti apparaat, borstel)
Diensten zijn
niet
tastbaar
- de glazenwasser die de ramen zeemt
- de fietsenmaker die je fiets maakt
Slide 16 - Slide
Goederen kun je vasthouden
A
Juist
B
Onjuist
Slide 17 - Quiz
Je volgt autorijles. Valt dit onder goederen of diensten?
A
Goederen
B
Diensten
Slide 18 - Quiz
Goederen die je meerdere keren kunt gebruiken zijn
A
verbruiksgoederen
B
gebruiksgoederen
C
goede goederen
D
langeduur goederen
Slide 19 - Quiz
Aan het werk
Ga naar:
PleinM 4e editie VMBO KGT 1VE
H1 Verstandig kopen
Maak 1.1 Wat wil je kopen?
Opdracht 1 t/m 7
Slide 20 - Slide
Lesdoel
weet je wat een consument is
Slide 21 - Slide
Consument
Als je iets koopt om in je behoefte te voorzien dan heet dat
CONSUMEREN
de persoon die dat koopt heet
CONSUMENT
Als jezelf in je eigen behoefte voorziet (zelf kleding maken, je eigen moestuin) dan heet dat
ZELFVOORZIENING
Slide 22 - Slide
Het kopen van goederen of diensten om in je behoeften te voorzien, noemen we...
A
Zelfvoorziening
B
Consument
C
Consumeren
D
Basisbehoefte
Slide 23 - Quiz
Consumeren betekent: een behoefte bevredigen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quiz
Zelfvoorziening komt meestal voor in gebieden die
A
rijk zijn
B
ontwikkeld zijn
C
arm zijn
Slide 25 - Quiz
Wat betekent zelfvoorziening?
A
Produceren door een winkel
B
Anderen produceren voor jou
C
Je produceert zelf wat nodig is
D
Produceren samen met anderen
Slide 26 - Quiz
Wat is een voorbeeld van zelfvoorziening?
A
een laptop kopen
B
in de moestuin werken
C
cupcakes bakken
D
huiswerk maken
Slide 27 - Quiz
Lesdoel
weet je hoe je het Euro teken gebruikt en hoe je het gemiddelde berekend
Slide 28 - Slide
Hoe schrijf je vier euro en hoe tien euro en vijftig cent? (in cijfers!)
Slide 29 - Open question
tien euro en vijftig cent
€ 10,50
vier euro
€ 4,00 of
€ 4,- of
€ 4
Slide 30 - Slide
Gemiddelde uitrekenen
FORMULE gemiddelde =
Totaal gedeeld door het aantal
voorbeeld:
je haalt een 7, een 5, en een 9 voor economie
je gemiddelde is dan : totaal (7+5+9) delen door aantal (3)
21 / 3 = 7
7 is het gemiddelde!!
Slide 31 - Slide
Wat is het gemiddelde?
A
5
B
2
C
3
D
4
Slide 32 - Quiz
Op welke manier reken je een gemiddelde uit?
A
Alle getallen op te tellen en het totaal te delen door tien.
B
Als je alle getallen optelt, dan heb je het gemiddelde.
C
Alle getallen op te tellen en het totaal te delen door het aantal getallen.
D
Het hoogste en het laagste getal weg te strepen en de overige getallen op te tellen.
Slide 33 - Quiz
Samenvatting
welke behoeften zijn er
wat zijn goederen en diensten
wat is een consument
hoe schrijf je een getal met een Euro teken
hoe bereken je het gemiddelde
Slide 34 - Slide
Aan de slag
Maak:
1.1 Wat wil je kopen
Opdrachten t/m 13
Slide 35 - Slide
More lessons like this
1.1 Je moet keuzes maken!
August 2018
- Lesson with
38 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
1.1 wat wil je kopen
March 2022
- Lesson with
38 slides
Mens & Maatschappij
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
1.1 wat wil je kopen
November 2023
- Lesson with
24 slides
Mens & Maatschappij
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
2 mavo. par 1.1 wat wil je kopen
September 2021
- Lesson with
32 slides
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
2nxt - Start + Par. 1.1 - Wat wil je kopen?
September 2022
- Lesson with
34 slides
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
1.1 Je moet keuzes maken!
August 2018
- Lesson with
37 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
1.1 Waar heb jij behoefte aan?
August 2018
- Lesson with
45 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo g, t, mavo
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
leerjaar 3 Hst 1 Voorbereiding op SO paragraaf 1.1 en 1.2
September 2019
- Lesson with
12 slides
Economie
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3