Dalí

Salvador Domingo Felipe Jacinto Dalí i Domènech
1 / 16
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Salvador Domingo Felipe Jacinto Dalí i Domènech

Slide 1 - Slide

Salvador Dalí

  • Hij is een wereldberoemde Spaanse kunstschilder (surrealisme).
  • Casa de papel is een bekende Spaanse serie, de spelers dragen een masker met daarop een karikatuur van Salvador Dalí. 

Slide 2 - Slide

Chupa Chups
Wist je dat?
Wist je dat deze bekende Spaanse kunstschilder het logo van de Chupa Chup lolly's heeft ontworpen? 

Chupa Chups hebben niet altijd deze naam gehad. Eerst heette het snoepje 'gol'. Dat betekent in het Spaans 'goal/doelpunt'. Je mond moest dan het doel voorstellen en de lolly de bal. Later vonden ze deze naam toch een beetje stom. Chupa komt van het werkwoord chupar = zuigen. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

De belangrijkste periode uit zijn schilderskunst was het surrealisme. Met deze stijl is hij bekend geworden. In het surrealisme staan dromen centraal, want logica voldoet niet. 
Hij schilderde ideeën uit dromen en het onderbewustzijn, geïnspireerd op de psychiater Sigmund Freud. De schilderijen van Salvador Dali werden op een fotografische manier geschilderd, hij noemde het zelf “handgeschilderde droomfoto’s”.​

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Op 23 januari 1989 sterft Salvador Dali aan een hartstilstand in de Galatea-toren bij zijn museum in Figueres. Hij woonde namelijk de laatste jaren van zijn leven in een torenkamertje.​ Hij
werd 84 jaar oud.
 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Oefenen voor de SO
Pak een blaadje of een schrift erbij, je hoeft niet in te loggen in de LessonUP. Schrijf de juiste antwoorden voor jezelf op. We oefenen met de lidwoorden, SER, en zelfstandige naamwoorden in het meervoud zetten. Iemand anders kijkt jouw blaadje na, dus zorg ervoor dat je duidelijk schrijft :)

Slide 11 - Slide

De bepaalde lidwoorden (el, los, la, las)
1. ________chica
2. ________señores
3. ________hermanos
4. ________madre
5. ________hospital
6. _______presentador
7._______amigas

Slide 12 - Slide

De onbepaalde lidwoorden: un, unos, una, unas.
1. ________chica
2. ________señor
3. ________amigos
4. ________padres
5. ________madre
6. _______hermana
7._______amigas

Slide 13 - Slide

Het meervoud
Zet onderstaande woorden in het meervoud:
1. el hospital
2. la mesa
3. el perro
4. una piscina
5. un ordernador
6. un español

Slide 14 - Slide

Het werkoord SER
1. Yo ______una chica simpática.
2. Ella_________mi amiga.
3. Carlos__________mi hermano.
4. Vosotros_____________de Holanda.
5. Mis padres_____________de España.
6. Mi amiga y yo_______________profesoras.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide