Maak opdracht 7 t/m 9
op het werkblad.
Markeer de opdrachtwerkwoorden in de vragen (zoals: noem, bereken, noteer, teken, maak, schrijf op etc.)
+ vervang verwijswoorden door begrippen (die, dat deze daar etc.)
+ markeer de begrippen
+ formuleer het antwoord volgens blz. 8 en 9