B-geel (1-6-2022) zinsvolgorde: met voegwoord 1 - A2

B-geel,  01-06-2022
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NT2WOStudiejaar 1,2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

B-geel,  01-06-2022

Slide 1 - Slide

Peer 2 Peer
  • Wie? Alle P2P-leerlingen
  • Wat? boottocht en “This is Holland”.
  • Waar? naar Amsterdam
  • Wannneer? woensdag 1 juni
  • Hoe laat? 12:40 vertrekken vanaf het schoolplein

  • Zorg dat je in elk geval wat drinken en wat te eten bij je hebt. 

Slide 2 - Slide

woordvolgorde na een voegwoord 1
Begrijp jij er iets van?
??

Slide 3 - Slide

                       Doel

  • Ik kan zinnen maken met EN, MAAR, WANT, OF in de zin.


Slide 4 - Slide

voegwoorden
want - en - maar - of


Je voegt twee zinnen samen met deze voegwoorden.
Er komt een komma (,) na het eerste deel.
De volgorde van het tweede deel van de zin is
1-2-3 (onderwerp - werkwoord - rest)

Slide 5 - Slide

Samengestelde zin
 
De man   gaat   naar school,  want        hij       leert   Nederlands.    
De man   gaat   naar school     en           hij        gaat   naar de stad.  
De man     wil    geen pizza     maar      (hij          wil)    een broodje.
De man     wil    pizza                   of           (hij         wil)     pasta.


1
onderwerp    werkwoord          rest                     voegwoord   onderwerp  werkwoord       rest
3
2
1
2
3
V

Slide 6 - Slide

Vul het werkblad in

Slide 7 - Slide

Ik ga naar bed, want.......

Slide 8 - Open question

Ik ga naar bed en........

Slide 9 - Open question

Zet je koffie, want....

Slide 10 - Open question

Zet je koffie, of....

Slide 11 - Open question

Ik heb een dikke jas aan, maar..........

Slide 12 - Open question

Hij wil een auto en..........

Slide 13 - Open question

Hij wil een auto, maar..........

Slide 14 - Open question

Hij wil een auto, of..........

Slide 15 - Open question

Ze gaat naar de stad, of..........

Slide 16 - Open question

Ze gaat naar de stad en..........

Slide 17 - Open question

Ze gaat naar de stad, maar..........

Slide 18 - Open question

Ik heb een dikke jas aan, want..........

Slide 19 - Open question

Stel elkaar vragen
Gebruik voegwoorden in de antwoorden.

Slide 20 - Slide

Zinnen maken

Maak zinnen met de woorden.
Regels:
- denk aan de leestekens en hoofdletters;
- je schrijft minimaal 3 zinnen

De woorden: de groep, verplicht, zingen, de zon, schijnen, bijzonder

Slide 21 - Slide

Grammatica
Aan het einde van de les:
  • weet je wat de gebiedende wijs is;
  • kan je de gebiedende wijs toepassen;
  • kan je de gebiedende wijs herkennen in een video

Slide 22 - Slide

Wat is de gebiedende wijs?
Gebieden betekent: zeggen/bepalen wat iemand moet doen.

Voorbeelden:
Je zegt tegen iemand dat hij moet zitten: Ga  zitten.
Je moeder zegt tegen jou dat je je kamer moet opruimen: Ruim jouw kamer op.
De docent zegt dat je de toets moet maken: Maak jouw toets.

Let op: als je 'u' gebruikt, mag je dat er wel bij schrijven!
Komt U binnen en gaat U zitten.

Kan je zelf een voorbeeld bedenken van de gebiedende wijs?

Slide 23 - Slide

Opdracht
  • maak het werkblad
  • we kijken de video: welke vormen van de gebiedende wijs hoor je? Schrijf deze op! We kijken de video 2 keer. De eerste keer kijk en luister je. De tweede keer schrijf je de gebiedende wijs op.

Link naar de video: klik hier (vanaf ongeveer 1.30)

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Link

Gebruik de kaartjes voor de gebiedende wijs

Slide 26 - Slide

Bestudeer de woordenlijst van DISK
timer
1:00

Slide 27 - Slide

Spel - The Hot Seat

Slide 28 - Slide

Spelregels
  • twee teams
  • twee stoelen met rugleuning naar het bord
  • Een persoon van het team moet in de stoel plaatsnemen zodat hij niet het woord mag zien.
  • Het team mag niet direct het woord zeggen maar moet het woord omschrijven
  • Persoon op de hot seat moet met een omschrijving van zijn team het woord dat op het bord staat raden en hard oproepen 
  • De persoon die als eerst met zijn team het het goede woord raad en roept wint de ronde.

Slide 29 - Slide

spelregels - rollen
Twee teams
  • een persoon van het team zit op de hot seat
  • Verschillende rondes (de persoon op de hot seat roteert bij elk geraden woord)
  • Een persoon van het team gaat het bij het andere team staan om te controleren of ze geen overtredingen begaan

Slide 30 - Slide

spelregels - overtredingen



  • Het team mag niet het exacte woord opnoemen
  • Handgebaren zijn verboden (Het woord mag alleen omschreven worden met verbalen beschrijvingen)
  • Directe vertalingen van het woord zijn verboden 
Als een team een overtreding begaat wint het andere team de ronde

WOORD:


Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

We zijn klaar met de les.
Je hebt heel goed gewerkt.

Slide 33 - Slide