1. Toen ik aankwam was de les al begonnen.
2. Ze hebben nog nooit sushi gegeten.
3. Waar is mijn schaar? Hij ligt naast de twee verrekijkers!
4. Ik heb weinig suiker, maar ik heb wel een beetje honing.
5. De speciale aanbiedingen zijn gemaakt voor trouwe klanten.
6. Het nieuwe kantoor van het bedrijf wordt momenteel gebouwd.