Aan het einde van deze paragraaf:- Kun je een gesprek over reizen met de trein begrijpen.
- Ken je woorden die te makken hebben met reizen en vervoer.
- Kun je over je eigen reis vertellen.
- Kun je een tekst waarin een jongere vertelt over zijn leven in Marokko begrijpen.
- Weet je hoe je de neusklanken uitspreekt.