BS 5: Geschiedenis van het leven op aarde

BS 5 
Geschiedenis van het 
leven op aarde
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

BS 5 
Geschiedenis van het 
leven op aarde

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Programma
  • Regels
  • Lesdoelen
  • Basisstof 5 uitleg
  • Opdrachten/spullen controle
  • Nakijken
  • Heb je alles begrepen?

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe fossielen zijn ontstaan
  • Je kunt uitleggen dat soorten verwant zijn als ze een gemeenschappelijke voorouder hebben
  • Je kunt uitleggen wat rudimentaire organen zijn

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Geologische tijdschaal

Slide 6 - Slide

tijdschaal waarin de tijd sinds het ontstaan van de aarde is weergegeven(geologische tijdschaal)

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Wat zijn fossielen?
A
Overblijfselen van dieren
B
Overblijfselen van planten
C
Overblijfselen van dieren en planten
D
Overblijfselen van mensen

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Geschiedenis van 
het leven op aarde

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Volgens deze stamboom, welke soorten zijn het meest verwant aan elkaar?
A
Salamander aan vis
B
Gans aan Vis
C
Mens aan kikker
D
Mens aan kat

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

To do:
  • Wat? Opdrachten maken van paragraaf 5
  • Vraag? Vraag het eerst fluisterend aan je buurman. Komen jullie er samen niet uit, vraag de docent.
  • Klaar? Steek dan je hand op

Slide 27 - Slide

Wat is een fossiel?
A
De afdruk van de poot
B
Het skelet
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 28 - Quiz

Wanneer spreek je van verwantschap?
A
Als dieren in hetzelfde leefgebied wonen.
B
Als er overeenkomst is in het DNA
C
Als er overeenkomst is in het dieet (wat dieren eten)
D
Als er geen enkele overeenkomst is tussen dieren.

Slide 29 - Quiz

Welke soorten hebben de meeste verwantschap?
A
Het paard en de hond
B
De hond en de kat
C
Weet niet
D
De kat en het paard

Slide 30 - Quiz

Wat is niet juist over rudimentaire organen?
A
ze duiden op een gemeenschappelijke voorouder
B
ze hebben geen functie meer
C
ze komen niet of nauwelijks tot ontwikkeling
D
ze ontstaan door mutaties

Slide 31 - Quiz

Wat is geen rudimentair orgaan?
A
Het heupbeen bij een walvis
B
De blinde darm bij de mens
C
Het staartbotje bij een kat
D
Het staartbeen bij de mens

Slide 32 - Quiz