Week 2, les 2 - Haben und Sein

Guten Morgen!
Schön, dass du da bist!
Wie geht es?

1 / 29
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Guten Morgen!
Schön, dass du da bist!
Wie geht es?

Slide 1 - Slide

Wie geht es? (hoe gaat het?)

Slide 2 - Open question

Was lernen wir?
Heute lernen wir die Verben (werkwoorden) 
haben und sein

Slide 3 - Slide

'haben' en 'sein'
Dat zijn de werkwoorden hebben en zijn. Deze heb je n bijna iedere zin nodig.

Slide 4 - Slide

Uitleg
Voordat je met de oefeningen aan de slag gaat, kun je twee uitleg video's bekijken over de werkwoorden haben en sein.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

'haben' en 'sein'
Dat zijn de werkwoorden hebben en zijn. Deze heb je n bijna iedere zin nodig.

Slide 7 - Slide

Haben = hebben
Vul de juiste vorm in het Duits in.
  1. Wir _______________ eine Katze (= een kat).
  2. ______________ ihr Hunger (= honger)?
  3.  Die Kinder ___________ nicht gefrühstückt (= ontbeten).
  4. _____________ du meine Handynummer (= telefoonnummer)?

Slide 8 - Slide

1. Wir _______________ eine Katze.

hebben

Slide 9 - Open question

2. ______________ ihr Hunger?

hebben

Slide 10 - Open question

3. Die Kinder (sie) ___________ nicht gefrühstückt.

hebben

Slide 11 - Open question

4. _____________ du meine Handynummer?

hebben

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Video

'haben' en 'sein'
Dat zijn de werkwoorden hebben en zijn. Deze heb je n bijna iedere zin nodig.

Slide 14 - Slide

sein = zijn
Vul de juiste vorm in het Duits in.

  1.  __________ du die Tochter von Herrn Maier?
  2. Ich _________ 14.
  3. Meine Adresse _____________  Hausmannsallee 12.
  4. ____________ Sie die neue Nachbarin (= buurvrouw)?

Slide 15 - Slide

1. __________ du die Tochter von Herrn Maier?

zijn

Slide 16 - Open question

2. Ich _________ 14.

zijn

Slide 17 - Open question

3. Meine Adresse _____________ Hausmannsallee 12.

zijn

Slide 18 - Open question

4. ____________ Sie die neue Nachbarin?

zijn

Slide 19 - Open question

Haben: ich
A
habe
B
hast
C
habt

Slide 20 - Quiz

Sein: du
A
bist
B
bin
C
sind

Slide 21 - Quiz

haben: wir
A
habt
B
habe
C
haben

Slide 22 - Quiz

sein: ihr
A
sind
B
seit
C
seid

Slide 23 - Quiz

haben: ihr
A
haben
B
habt
C
habe

Slide 24 - Quiz

sein: Sie
A
seid
B
ist
C
sind

Slide 25 - Quiz

haben: sie (mv)
A
habt
B
haben
C
hat

Slide 26 - Quiz

WAT IS "JIJ" IN HET DUITS?
A
DOE
B
DU
C
WIR
D
IHR

Slide 27 - Quiz

WAT IS "JULLIE" IN HET DUITS?
A
DOE
B
DU
C
WIR
D
IHR

Slide 28 - Quiz

WAT IS "ES" IN HET DUITS?
A
HEM
B
ZIJ
C
HET
D
HUN

Slide 29 - Quiz