Het regelmatige werkwoord op -er

Le genou
la tête
le bras
la jambe
le pied
1 / 11
next
Slide 1: Drag question
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Le genou
la tête
le bras
la jambe
le pied

Slide 1 - Drag question

Wat doe je eerst om een werkwoord op -er te vervoegen?

Slide 2 - Open question

Noteer je, tu, il, nous, vous, ils met de bijbehorende uitgang

Slide 3 - Mind map

Je
tu
Il
elle
nous
vous
ils
elles
- e
-ons
- es
-ent
-ent
-ez
- e
- e

Slide 4 - Drag question

Vertaal:
(danser) hij danst

Slide 5 - Open question

Vertaal:
(donner) jullie geven

Slide 6 - Open question

Vertaal:
(habiter) Jij woont

Slide 7 - Open question

Vertaal:
(chanter) Zij zingt

Slide 8 - Open question

Vertaal:
(regarder) Ik kijk

Slide 9 - Open question

Vertaal: (parler) Zij praten
A
Elle parle
B
Elles parlent
C
Nous parlons
D
Ils parlont

Slide 10 - Quiz

Vertaal:
(chercher) Wij zoeken
A
Nous cherchons
B
On cherchons
C
Vous cherchez
D
On cherche

Slide 11 - Quiz