Diagnostische toets verhaal- en poëzieanalyse
Een chronologisch verteld verhaal kan flashbacks bevatten
A
Niet waar
B
Waar
1 / 25
Lesson duration is: 15 minItems in this lesson
Een chronologisch verteld verhaal kan flashbacks bevatten
A
Niet waar
B
Waar
Slide 1 - Quiz
Een chronologisch verhaal kan tijdssprongen bevatten
A
Niet waar
B
Waar
Slide 2 - Quiz
Een flashforward en een toekomstverwijzing zijn hetzelfde
A
Niet waar
B
Waar
Slide 3 - Quiz
Wanneer we bij het samenvatten zelf de chronologie herstellen en logische verbanden aanbrengen, noemen we dat
A
de fabel
B
het sujet
Slide 4 - Quiz
Het verschijnsel waarbij een lange periode van tijd kort wordt samengevat, noemen we (tijd)versnelling of
Slide 5 - Open question
Een fragmentarisch opgebouwd verhaal hoort bij de term
A
Continu verteld verhaal
B
Niet-continu verteld verhaal
Slide 6 - Quiz
Het thema van een verhaal formuleren we in een
A
woord(groep)
B
zin
Slide 7 - Quiz
Een ___ is een verhaalelement dat steeds terugkeert, dat steeds wordt herhaald. Het ondersteunt je bij het bepalen van het thema van het verhaal.
Slide 8 - Open question
Ik-verteller
Personale verteller
Auctoriële verteller
Onzichtbare verteller
- 1 perspectief
- eerste persoon enkelvoud
- 1 perspectief
- derde persoon enkelvoud
- alwetend
- meerdere perspectieven
- impliciet aanwezig, expliciet niet.
- alwetend
- meerdere perspectieven
- expliciet aanwezig
Slide 9 - Drag question
Het verhaal begint als een sprookje.
A
Ab ovo
B
In medias res
C
Post rem
Slide 10 - Quiz
Hoeveel mogelijkheden om spanning op te roepen staan in je boekje?
A
4
B
5
C
6
D
7
Slide 11 - Quiz
Wat is spanning? En, wanneer eindigt spanning?
Slide 12 - Open question
Slide 13 - Video
Welke vorm van beeldspraak herken je in: "Je woorden maken wolkjes in de lucht. Een rilling loopt een rondje op mijn rug."
Slide 14 - Open question
Welk stijlmiddel herken je in: "Kunnen we één seconde terug?"
Slide 15 - Open question
"Het is ijskoud" is een
A
Hyperbool
B
Litothes
C
Metafoor
D
Metonymia
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Video
Ze huilt, maar ze lacht?
A
Antithese
B
Metafoor
C
Paradox
D
Tautologie
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Video
Welke vorm van beeldspraak herken je in de titel van dit nummer 'Ons hoofd is een huis.'
Slide 20 - Open question
"Met uitzicht naar binnen
Inzicht naar buiten."
Welke stijlfiguur herken je?
Inzicht naar buiten."
Welke stijlfiguur herken je?
Slide 21 - Open question
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Metonymia
D
Personificatie
Slide 22 - Quiz
Gewicht - gezicht
A
mannelijk rijm
B
vrouwelijk rijm
C
glijdend rijm
Slide 23 - Quiz
Een strofe van vier regels heet een
