This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Hoofdstuk 6.7
(N)iets voor jou?
Slide 1 - Slide
In deze les ga je ontdekken wat je zelf kunt doen om ontwikkelingslanden te helpen.
6.7 (N)iets voor jou?
Slide 2 - Slide
NL geeft ontwikkelingshulp in de vorm van geld, het kopen van goederen en diensten
Vakantie: toerisme geeft inkomsten
Fairtrade producten: producten met een Fairtrade keurmerk zijn duurder door opslag op inkoopprijs. Deze opslag gaat naar de telers. Voorwaarde is dat zij moeten zorgen voor goede arbeidsomstandigheden.
6.7 (N)iets voor jou?
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
De wereldbank:
Zij verstrekt leningen aan ontwikkelingslanden en middeninkomenslanden, met als voornaamste doel het bestrijden van armoede.
De leningen worden gebruikt voor verschillende zaken, van structurele hervormingen van de gezondheids- en onderwijssector van een land, tot milieu- en infrastructuurprojecten zoals dammen, wegen en nationale parken.
Strenge eisen aan leningen, waaronder anticorruptiemaatregelen
6.7 (N)iets voor jou?
Slide 5 - Slide
Ontwikkelingswerk
6.7 (N)iets voor jou?
Slide 6 - Slide
Het gemiddelde inkomen per inwoner van een land.
A
Nationaal inkomen
B
Inkomen per hoofd van de bevolking
C
Ontwikkelings- samenwerking
D
Bruto binnenlands product
Slide 7 - Quiz
Hulp aan een ontwikkelingsland waarbij voorwaarden aan die hulp gesteld worden
A
Gebonden hulp
B
Structurele hulp
C
Noodhulp
D
Vicieuze cirkel
Slide 8 - Quiz
Wat is GÉÉN kenmerk van ontwikkelingslanden?
A
Snelle bevolkingsgroei
B
Monocultuur
C
Veel werkloosheid
D
Alfabetisme
Slide 9 - Quiz
Als een land maar 1 product exporteert: bijvoorbeeld alleen maar bananen
A
Analfabeet
B
Export
C
Monocultuur
Slide 10 - Quiz
In welk soort landen komt vaak een monocultuur in de landbouw voor?
A
Ontwikkelingslanden
B
Westerse landen
C
Volgers (BRICS)
D
Overal
Slide 11 - Quiz
Waar vind je monocultuur?
A
In rijke landen in de landbouw
B
in ontwikkelingslanden in de landbouw
C
in rijke landen in de industrie
D
in ontwikkelingslanden in de industrie
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Video
De ruilvoet van rijke landen is beter dan die van onderontwikkelde landen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quiz
Landen met een grote economische achterstand op rijke westerse landen.
A
Ontwikkelings-samenwerking
B
Structurele hulp
C
Ontwikkelingslanden
Slide 15 - Quiz
Koffie is een belangrijk exportproduct van Rwanda (land in Oost-Afrika). Stel dat de exportprijs van koffie uit Rwanda daalt en de importprijzen voor Rwanda niet veranderen. Wat zal er dan gebeuren met de ruilvoet van Rwanda?
A
De ruilvoet van Rwanda zal gelijk blijven
B
De ruilvoet van Rwanda zal verslechteren
C
De ruilvoet van Rwanda zal verbeteren
Slide 16 - Quiz
De exportopbrengst van Botswana bestaat voor 70 tot 80% uit de verkoopopbrengst van diamant. In 2009 daalde de vraag naar diamant zeer sterk door de economische crisis, terwijl het aanbod gelijk bleef. De importprijzen veranderden niet in dat jaar. Welke invloed had de economische crisis op de diamantprijs? En wat was de invloed op de ruilvoet van Botswana?
A
De diamantprijs daalde, de ruilvoet daalde.
B
De diamantprijs daalde, de ruilvoet steeg.
C
De diamantprijs steeg, de ruilvoet daalde.
D
De diamantprijs steeg, de ruilvoet steeg.
Slide 17 - Quiz
Ontwikkelingslanden met een ……. zijn voor hun export afhankelijk van één of enkele producten.
A
begrotingstekort
B
monocultuur
C
buffervoorraad
D
ruilvoet
Slide 18 - Quiz
Welk begrip hoort hierbij : Verslechtering van de verhouding tussen de waarde van exportproducten en de waarde van importproducten van een land.
A
Ruilvoet verbetering
B
Periferie
C
Regionale ongelijkheid
D
Ruilvoet verslechtering
Slide 19 - Quiz
Hulp in noodsituaties, zoals het geven van voedsel en medicijnen, met als doel op korte termijn de mensen te laten overleven.
A
Noodhulp
B
Gebonden hulp
C
Structurele hulp
D
Noodsituatiehulp
Slide 20 - Quiz
Samenwerking tussen rijke landen en ontwikkelingslanden om de welvaart in ontwikkelingslanden te vergroten
A
Ontwikkelingslanden
B
Structurele hulp
C
Ontwikkelings- samenwerking
D
Noodhulp
Slide 21 - Quiz
Hulp aan ontwikkelingslanden om de oorzaken van armoede te bestrijden en de landen economisch zelfstandig te maken.
A
Noodhulp
B
Structurele hulp
Slide 22 - Quiz
Vicieuze cirkel
A
De oorzaak van het ene probleem is een gevolg van het andere.
B
Een cirkel die doorbroken wordt.
C
Iets gebeurt en daar volgt dan een actie op in een cirkel
Slide 23 - Quiz
Ontwikkelingslanden die voor de exportinkomsten afhankelijk zijn van één of enkele (landbouw)producten.
A
Monocultuur
B
Ruilvoet
C
Microkrediet
D
Wereldbank
Slide 24 - Quiz
Hulp die een land rechtstreeks geeft aan een ontwikkelingsland.
A
Noodhulp
B
Structurele hulp
C
Bilaterale hulp
D
Gebonden hulp
Slide 25 - Quiz
Deze organisatie heeft als belangrijkste taak ontwikkelingslanden te helpen met leningen
A
WTO
B
WHO
C
Wereldbank
D
Europese Centrale Bank
Slide 26 - Quiz
De verhouding tussen de prijs van exportproducten en de prijs van importproducten