3H 2.2 Meer dan één kracht

Hoofdstuk 2 Krachten
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 2 Krachten

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 2 Krachten
Paragraaf 2 Krachten in evenwicht
Deel 1

Slide 2 - Slide

2.2 Meer dan één kracht

Slide 3 - Slide

Voorkennis
Bij een wedstrijd armpjedrukken kunnen de twee tegenstanders elkaar lang in evenwicht houden. Ook al drukken ze zo hard ze kunnen, hun handen komen niet in beweging. Zolang de kracht naar links even groot is als de kracht naar rechts, verandert er niets.

Slide 4 - Slide

De zwaartekracht is even groot als de veerkracht.

De krachten heffen elkaar op omdat ze tegenwerken en even groot zijn.

 De tas hangt dus stil.

Slide 5 - Slide

Normaalkracht
De normaalkracht is de kracht van de ondergrond op het voorwerp.  

Bi                                                     Bij evenwicht is de zwaartekracht gelijk                     gelijk aan de normaalkracht. 


FZ=FN

Slide 6 - Slide

Verschillende krachtmeters. Hoe stugger de veer, des te groter de kracht die je kan meten is.

Slide 7 - Slide

Kracht en uitrekking 
Het verband tussen de kracht en
uitrekking bij een veer is 
rechtevenredig.
 D.w.z; 2 keer meer kracht,
dan ook 2 keer  meer
 uitrekking.

Slide 8 - Slide

Grafiek
Je krijgt een rechte lijn door de
 oorsprong. Deze lijn zegt iets 
over de stugheid van de veer.

Slide 9 - Slide

Veerconstante formule
C=uF
C = veerconstante 
          (N/m)

F = kracht 
            (N)

u = uitrekafstand 
       (m )

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Slide

De resultante bepalen
De resultante is de optelsom van alle krachten, ookwel nettokracht of somkracht genoemd.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Extra; krachten onder een hoek

Slide 15 - Slide

Belang lesdoel
Je krijgt een practicum over de veerconstante.
Berekeningen met C=F/u leveren veel punten op.
Je begrijpt waarom dingen wel of niet bewegen.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Maak de tabel af t/m 4 gewichtjes en teken de grafiek in je schrift.

Slide 20 - Slide

Voorbeeld
Een veer is 23,5 cm lang als er niets aanhangt, en 33,1 cm als er een gewichtje van 350 gram aanhangt.
Bereken met deze gegevens de veerconstante van de veer.   

Slide 21 - Slide

Gegevens     u = 33.1-23,5 = 9,6 cm
                      m = 350 g = 0,35 kg

Gevraagd      C = ?

Uitwerking   F = mg = 0,35 x 9,8 = 3,43 N


C=uF
=9,63,43
= 0,36 N/cm

Slide 22 - Slide

Voorbeeld 
De nulstand van een veer is 15 cm. Als de veerconstante 42 N/m is en de kracht op de veer 6N is, wat wordt dan de lengte van de veer ?

Slide 23 - Slide

Gegevens   u nulstand = 15 cm
                     C = 42 N/m
                     F = 6N
Gevraagd   lengte van veer (u)
Uitwerking   
u=CF
=426
= 0,14m = 14 cm
dus u = 15 + 14 = 29cm

Slide 24 - Slide

Plus; samenstellen krachten

Slide 25 - Slide

5

Slide 26 - Video

2.2 Meer dan één kracht

Slide 27 - Slide

Ik ga zelfstandig aan de slag.
Bladzijde 77 en 78,79.
Maak opdrachten 1 t/m 8

Slide 28 - Slide