20 jan 1 TL bron C het werkwoord avoir

Bonjour!
On commence dans quelques minutes: we starten over een paar minuutjes.
Leg je boeken klaar en lees alvast de lesstof door in Learnbeat week 3  

camera aan bij het begin van de les -microfoon uit
1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bonjour!
On commence dans quelques minutes: we starten over een paar minuutjes.
Leg je boeken klaar en lees alvast de lesstof door in Learnbeat week 3  

camera aan bij het begin van de les -microfoon uit

Slide 1 - Slide

lesdoelen
We herhalen de familieleden (voc Bron B)

lesdoel : ik ken het onregelmatige werkwoord avoir (hebben)

Slide 2 - Slide

C'est ma soeur.
A
Het is mijn zus
B
Het is mijn vader
C
Het is mijn broer

Slide 3 - Quiz

C'est mon cousin.
A
Het is mijn nicht.
B
Het is mijn neef.
C
Het is mijn oom.

Slide 4 - Quiz

C'est embêtant.
A
Het is grappig.
B
Het is stom.
C
Het is vervelend.

Slide 5 - Quiz

C'est l'enfant de mon oncle.
A
Het is het kind van mijn tante.
B
Het is het kind van mijn opa.
C
Het is het kind van mijn oom.

Slide 6 - Quiz

La famille: C'est la mère de ma mère. C'est ma ..........

Slide 7 - Open question

C'est le frère de mon père. C'est mon ................

Slide 8 - Open question

C'est la soeur de ma mère. C'est ma ..............

Slide 9 - Open question

Bron C le verbe avoir, p44

Slide 10 - Slide

bekijken: 
filmpje Bron C hoofdstuk 3 - avoir

Slide 11 - Slide

au travail
Zelfstandig werken, digitaal
maken: Oefeningen 13 , 14 en 15 hoofdstuk 3


snel klaar? Maak dan slim stampen-overhoren bron C
vragen stellen kan in de chat
Je hoeft je deze les niet af te melden.


Slide 12 - Slide

De werkwoorden être, danser en avoir zijn onregelmatig
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Vertaal: ik heb een broer
A
j'a un frère
B
tu as un frère
C
j'ai un frère
D
tu avons un frère

Slide 14 - Quiz

vertaal: zij heeft een neef
A
elle as un cousin
B
il a une cousine
C
il as un cousin
D
elle a un cousin

Slide 15 - Quiz

Wat moet je met een onregelmatige werkwoorden doen?
A
Helemaal uit je hoofd leren!
B
Vervoegen volgens de regels.

Slide 16 - Quiz

Welk woord hoort op de stippellijn?
Il .................. un frère
A
est
B
est en a is allebei goed
C
a

Slide 17 - Quiz

Huiswerk volgende week
Uit je hoofd leren: het werkwoord avoir  p 44 tekstboek:
(af)maken oef 13, 14 15 hoofdstuk 3

Au revoir!

Slide 18 - Slide