LSJ 1 VWO U3 voc 7

LSJ 1 VWO U3 voc 7
eerst even wat woorden (herhalen)
en daarna wat zinnen maken!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

LSJ 1 VWO U3 voc 7
eerst even wat woorden (herhalen)
en daarna wat zinnen maken!

Slide 1 - Slide

schrijf zoveel mogelijk school-
vakken op in het Frans

Slide 2 - Mind map

waar moet je op letten als het om een taal gaat (bijvoorbeeld Frans)?

Slide 3 - Open question

Wat is het Franse woord voor
woensdag
A
lundi
B
jeudi
C
mercredi
D
vendredi

Slide 4 - Quiz

Zeg in het Frans de dagen van de week in de goede volgorde en begin bij maandag

Slide 5 - Slide

En het Frans woord voor pen?
A
un stylo
B
un cahier
C
un crayon
D
un livre

Slide 6 - Quiz

schrijf zoveel mogelijk schoolspullen op
in het Frans (denk ook aan het
lidwoord)

Slide 7 - Mind map

Als je in Frankrijk op school zou zitten, hoe zou die school heten?
A
l'école primaire
B
le lycée
C
la maternelle
D
le collège

Slide 8 - Quiz

en in welke klas zou je dan zitten?
A
eerste
B
vijfde
C
tweede
D
zesde

Slide 9 - Quiz

Hoe zeg je dat je van wiskunde houdt?
A
J' adores les maths
B
J'aime les maths
C
J'aime mathématiques
D
J'aime bien le maths

Slide 10 - Quiz

Welke regel moet je dus op letten bij het werkwoord "aimer" en waarom?

Slide 11 - Open question

Bij welke andere werkwoorden geldt deze regel ook?
A
adorer, préférer, dessiner
B
adorer, détester, désoler
C
préférer, détester, répéter
D
adorer, préférer, détester

Slide 12 - Quiz

Vertaal de volgende vraag:
Wat is jouw lievelingsvak?

Slide 13 - Open question

Geef nu in een hele zin antwoord voor jezelf op de vraag van de vorige dia.

Slide 14 - Slide

en nu ook de vraag: wat heb je voor hobby?

Slide 15 - Open question

Wie geeft in een hele zin antwoord voor zichzelf?

Slide 16 - Slide

Nog 2: Hoe vraag je aan mij of ik naar het feest van Luc kom?
(sorry dakje lukt niet)
A
Tu vient à la fete de luc?
B
Viens-tu à la fete de Luc?
C
Je viens à la fete de Luc?
D
Est-ce que tu viens au fete de Luc?

Slide 17 - Quiz

Zeg: sorry, ik kan niet, ik ben ziek!
A
Mes excuses, je ne peut pas, j'ai malade
B
Désolé, je ne veux pas, je suis mal
C
Mes excuses, je ne veux pas, je suis malade
D
Désolée, je ne peux pas, je suis malade.

Slide 18 - Quiz

Noem 1 ding/opletter die
je vandaag geleerd hebt!

Slide 19 - Mind map

Slide 20 - Slide