H6 Warmte

H6 Warmte
Startopdracht: Maak voorkennis blz 72 en 73

Planning vandaag: 
-> Planning H6
-> Uitleg 6.1
-> Aan de slag 6.1
-> Korte afsluiting
1 / 46
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

This lesson contains 46 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 200 min

Items in this lesson

H6 Warmte
Startopdracht: Maak voorkennis blz 72 en 73

Planning vandaag: 
-> Planning H6
-> Uitleg 6.1
-> Aan de slag 6.1
-> Korte afsluiting

Slide 1 - Slide

Planning H6

Slide 2 - Slide

6.1 Warmte en Temperatuur 
Leerdoelen:
6.1.1 Je kunt vier elektrische warmtebronnen noemen die je in huis of op school gebruikt.
6.1.2 Je kunt het energie-stroomdiagram van een elektrische warmtebron tekenen en toelichten.
6.1.3 Je kunt berekenen hoeveel warmte een elektrische warmtebron in een bepaalde tijd levert.
6.1.4 Je kunt het verband tussen temperatuur en tijd meten en weergeven in een diagram.


Slide 3 - Slide

warmtebronnen
sommige warmtebronnen hebben elektriciteit nodig. dit noem je elektrische warmtebronnen.

denk aan een föhn, inductieplaat en soldeerbout

Slide 4 - Slide

Elektrische warmtebron
Een elektrische warmtebron heeft altijd een ?

Slide 5 - Slide

Elektrische warmtebronnen
Elektrische energie omzetten in warmte

Energiestroomdiagram:

Slide 6 - Slide

Energie meten in Joule



E= Elektrische energie in Joule (J)
P = Vermogen in Watt (W)
t = tijd in seconden (s)

Slide 7 - Slide

Temperatuur, tijd en warmte
Temperatuur-tijddiagram:
Diagram waarin je de temperatuur (van bijvoorbeeld een vloeistof die je verwarmt) uitzet tegen de tijd.

Slide 8 - Slide

Temperatuur, tijd en warmte
  • Als je een kleine hoeveelheid water   verwarmt, is er maar weinig warmte nodig   om het water aan de kook te brengen. 
  • De grafiek loopt in dat geval steil omhoog.
  • Als je een grote hoeveelheid water   verwarmt, is er veel warmte nodig. 
  • De grafiek stijgt in dat geval minder snel.
  • Daaraan zie je dat warmte en temperatuur twee verschillende grootheden zijn.

Slide 9 - Slide

Aan de slag
Wat? Opdracht 1 t/m 8c
Waar? BLZ 79 t/m 83
Hoe? Eerste 5 minuten volledig stil! 

Klaar? Gewerkte maak laten checken, dan mag je je iPad pakken en het antwoorden boek openen via teams. 

Slide 10 - Slide

6.2 Brandstoffen verbranden
Startopdracht: Lezen paragraaf 2, ondertussen check ik HW.

Planning vandaag:
-> Moeilijkste opdrachten bespreken
-> Uitleg 6.2
-> Zelfstandig werken

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

6.2 Brandstoffen verbranden
Leerdoelen: 
6.2.1 Je kunt drie voorbeelden geven van warmtebronnen die chemische energie verbruiken.
6.2.2 Je kunt berekeningen uitvoeren met de verbrandingswarmte van een brandstof.
6.2.3 Je kunt het reactieschema van de volledige verbranding van aardgas noteren.
6.2.4 Je kunt uitleggen waarom je bij gastoestellen voor voldoende luchttoevoer moet zorgen.
6.2.5 Je kunt beschrijven hoe je op een veilige manier met een gasbrander kunt werken.
6.2.6 Je kunt de temperatuur omrekenen van graden Celsius (°C) naar kelvin (K), en omgekeerd.


Slide 13 - Slide

Verbrandingswarmte

Slide 14 - Slide

Verbrandingswarmte
De verbrandingswarmte is de hoeveel warmte die vrijkomt als je 1L, 1 kg of 1 m3 van een stof verbrandt.

Vaste stof -> MJ/kg
Vloeibaar -> MJ/L
Gas -> MJ/m^3

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Aardgas

Aardgas is nog steeds één van de meest gebruikte manieren om huizen te verwarmen. 

De brandbare stof in aardgas is methaan.


Aardgas bestaat verder ook nog uit stikstof. 

Methaan is geurloos, om lekken te ontdekken wordt er een geurstof aan toegevoegd.

Slide 18 - Slide

Volledige en onvolledige verbranding

Volledige verbranding aardgas

  • Voldoende zuurstof
  •  Methaan + zuurstof ==> koolstofdioxide (CO2) + water (H2O)


Onvolledige verbranding

  • Onvoldoende zuurstof
  • Methaan + (weinig) zuurstof ==> koolstofmono-oxide (CO) + water (H2O)

Slide 19 - Slide

Onvolledige verbranding
Volledige verbranding
 - koolstofdioxide
onvolledige verbranding
- koolstofmonooxide
  • giftig 
  • geurloos
  • kleurloos

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Aan de slag
Lees zelf de paragraaf door. 

Maak opgaves: 
1, 3, 4, 6, 7, 8 en 10 

Slide 22 - Slide

6.3 Warmte transport
Startopdracht: Maken opdrachten op het blaadje.

Vandaag:
-> Bespreken start opdracht
-> Uitleg 6.3 
-> Zelfstandig werken
-> Afsluiting. 

Slide 23 - Slide

6.3 Leerdoelen
  1. Je kunt drie vormen van warmtetransport onderscheiden.
  2. Je kunt beschrijven hoe warmtetransport door geleiding plaatsvindt.
  3. Je kunt voorbeelden geven van goede en van slechte warmtegeleiders.
  4. Je kunt beschrijven hoe warmtetransport door stroming plaatsvindt.
  5. Je kunt beschrijven hoe warmtetransport door straling plaatsvindt.
  6. Je kunt uitleggen welke voorwerpen straling goed absorberen en welke niet.

Slide 24 - Slide

Warmtetransport
Verschijnsel dat warmte uit zichzelf beweegt van de plaats met de hoogste temperatuur naar de plaats met de laagste temperatuur.

De warmte wordt van de cv-ketel naar de verschillende kamers in huis vervoerd. 
Daarbij kom je verschillende vormen van warmtetransport tegen.

Slide 25 - Slide

Hoe verplaatst warmte zich?
Warmtetransport = Het verplaatsen van warmte

Warmte gaat altijd van een hoge temperatuur naar een lage temperatuur.

Dit kan op 3 manieren:
Geleiding -> Vaste stoffen
Stroming -> Vloeistoffen + Gassen
Straling -> Zonder tussenstof

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Hoe verplaatst warmte zich?
Geleiding
  • Vaste stoffen, de stof blijft op zijn plaats 
  • Stoffen die goed warmte doorgeven: Geleiders
  • Stoffen die slecht warmte doorgeven: Isolators
Stroming
  • Vloeistoffen en gassen 
  • Warmte gaat omhoog, kou gaat omlaag.
Straling
  • Geen tussenstof 
  • De zon geeft warmte stralen af. (infrarood)

Straling
Stroming

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Absorberen of weerkaatsen
Donkergekleurde voorwerpen absorberen een groot deel van de straling die op ze valt. Daardoor stijgt hun temperatuur. 
Lichtgekleurde en glanzende voorwerpen absorberen maar weinig licht en infrarode straling. Ze kaatsen deze straling grotendeels terug. Daarom krijg je het in een wit T-shirt niet zo snel warm.

Slide 30 - Slide

Aan de slag!
Maak opdracht: van paragraaf 6.3
1 t/m 10, blz 104 t/m 108

Slide 31 - Slide

6.4 Isoleren
Startopdracht: Maken opdrachten op het blaadje.

Vandaag:
-> Bespreken start opdracht
-> Uitleg 6.4
-> Zelfstandig werken
-> Afsluiting. 

Slide 32 - Slide

6.4 Leerdoelen
  1. Je kunt drie manieren beschrijven waarop een huis warmte verliest aan de omgeving.
  2. Je kunt uitleggen hoe het komt dat een goed geïsoleerd huis minder energie verbruikt.
  3. Je kunt vier manieren beschrijven om een woonhuis te isoleren tegen warmteverlies.
  4. Je kunt van elke manier van isoleren uitleggen hoe die het warmteverlies tegengaat.
  5. Je kunt uitrekenen hoeveel de bewoners door isolatie kunnen besparen in m3 aardgas en in euro’s.

Slide 33 - Slide

Isolatie kan warmte binnen houden.
Of warmte buiten houden. 

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

Warmteverlies
Warmteverlies kan plaatsvinden door:
  • door geleiding plaatsvindt, de warmte beweegt door muren en ruiten   naar buiten.

  • door stroming plaatsvindt, stromende lucht neemt warmte mee naar   buiten. 

  • door straling plaatsvindt, ‘warme’ muren en ruiten stralen warmte uit.


Slide 37 - Slide

Warmteverlies op een foto
Met behulp van een infrarood-camera kun je het warmteverlies van een huis laten zien.

Hoe dichter de kleur bij het rood komt op de rechter balk  hoe meer verlies.

Slide 38 - Slide

Hoe houd je warmte binnen?
Als warmte zich niet kan verplaatsen, voorkom je dat het afkoelt = Isoleren


Geleiding tegengaan -> Isolerend materiaal gebruiken

Stroming tegengaan -> Gebruik maken van stilstaande lucht

Straling tegengaan -> Spiegelend of wit materiaal

Slide 39 - Slide

Isolatie
Buiten is het vaak kouder dan binnen.
De warme lucht wil dus van binnen naar buiten. 

Als je je huis goed isoleert heb je dus minder warmteverlies.

Slide 40 - Slide

Dubbelglas
Spouwmuurisolatie
Huis isoleren
Stralingsisolatie  
Dak- en vloerisolatie

Slide 41 - Slide

Isolatie
Isolatiemateriaal bestaat uit kleine luchtzakjes. Lucht is een slechte warmtegeleider, en dus een goede isolator!

Slide 42 - Slide

Energie en geld besparen
Door je huis te isoleren, kun je het energieverbruik voor verwarming flink omlaag brengen. Dat heeft voordelen voor het milieu, en het levert ook geld op. Elke kubieke meter aardgas die je bespaart, betekent minder luchtverontreiniging én een lagere energierekening. Natuurlijk kost isoleren ook geld. Het duurt een aantal jaren voor je de kosten van de isolatiemaatregelen weer hebt terugverdiend.

Slide 43 - Slide

Voorbeeldopgave
Ina leest in een folder dat je met het isoleren van cv-leidingen veel energie kunt besparen: zo’n 10 m3 aardgas per meter leiding per jaar. Ina isoleert 18 m cv-leiding in haar huis. 1 m3 aardgas levert 32·106 J warmte. De gasprijs is € 0,75 per m3 (prijspeil 2020).

Hoeveel warmte bespaart Ina daarmee per jaar? 
En hoeveel geld bespaart ze door deze isolatie?

Slide 44 - Slide

Voorbeeldopgave
Ina leest in een folder dat je met het isoleren van cv-leidingen veel energie kunt besparen: zo’n 10 m3 aardgas per meter leiding per jaar. Ina isoleert 18 m cv-leiding in haar huis. 1 m3 aardgas levert 32·106 J warmte. De gasprijs is € 0,75 per m3 (prijspeil 2020).

1) isolatie per m = 10 m3 minder aardgas      1 m3 aardgas levert 32∙106 J warmte
gasprijs = € 0,75 per m3
2) besparing in warmte = ? J                     besparing in geld = € ?
3) geen 'binasformule' voor deze berekening
4) Voor 18 m leiding is de besparing 18 × 10 = 180 m3 aardgas per jaar.
Dat komt overeen met 180 × 32∙106 = 5,8·109 J warmte.
5) Ina bespaart door de isolatie 180 m3 aardgas. 
                                       Dat is dus elk jaar 180 × € 0,75 = € 135,-.


Slide 45 - Slide

Aan de slag
Opdracht 1 t/m 9 (NIET 5 en 8),  BLZ 116 t/m 121


Slide 46 - Slide