H2 U3 les 3

Salut H2!

Le 14 janvier, 2025

BIENVENUS

- prenez vos livres

Lesdoelen/buts

Aan het eind van de les:

- ken ik het werkwoord mettre correct gebruiken in de oefeningen

- kan ik vragen beantwoorden bij het luisteren naar een kort gesprek in het Frans

- heb ik de vorm en de plaats van het bijvoeglijk naamwoord herhaald in een Franse zin

Qu'est -ce qu'on va faire?

• bespreken grammaire 1 ex 8 et 10
• écouter(ex 14 et 15)
• extra oefenen mettre
• grammaire 2

1. Les enfants mettent la table.
2. Je mets les fleurs dans le vase.
3. Marine met sa robe rouge.
4. Tu mets le livre sur la table, stp?
5. Vous avez mis du sucre dans le thé?
6. Nous mettons dix minutes pour travailler.

METTRE : verschillende betekenissen

leggen

aantrekken

dekken

doen over

zetten

doen

Sleep de juiste vorm van mettre in de présent naar de juiste persoon.

Mettre: présent

Je

Tu

Il

Nous

Vous

Ils

mets

mettons

mettent

met

mets

mettez

Het Bijvoeglijk Naamwoord

herhaling: Vorm en Plaats

van het Bijvoeglijk Naamwoord

Weet je nog?

Wat is een bijvoeglijk naamwoord eigenlijk?

Wat zijn de vormen van het bijvoeglijk naamwoord?

Waar plaats je  het bijvoeglijk naamwoord in het Frans?

Ken je het liedje van de bijvoeglijk naamwoorden die voor het zelfstandig naamwoord staan?

Het bijvoeglijk naamwoord

- Wat is de regel?

exemples:

le petit garçon             la petite fille

les petits garçons      les petites filles

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord

zet in de juiste vorm:

1.  Notre chien est ........................ (groot)

2. Il a des pattes ................ et .................... (zwart / bruin)

3. Je ne veux pas une ....................note pour ce test. (slecht)

4.  Je trouve cette actrice très ................... (mooi)

5. Les murs de l'école sont ........................... (groen)

les réponses

1. Notre chien est grand

2. Il a des pattes noires et brunes

3. Je ne veux pas une mauvaise note pour ce test. 

4. Je trouve cette actrice très jolie (belle)

5. Les murs de l'école sont verts

zet op de juiste plaats:

1.   La .....................chaise .............................. (jaune)

2. Je regarde un......................film............................(captivant)

3. J'aime cette ...................actrice.............................(belle)

4. Il est un .......................acteur.......................... (chinois)

5. On écoute souvent de la .......................musique.....................(classique)

6. C'est une .................maison .....................(vieille)

7. Après 100 mètres suivez un ..........................chemin.................(long)

réponses:

1. La jaune chaise 

2. Je regarde un film captivant

3. J'aime cette belle actrice

4. Il est unacteur chinois

5. On écoute souvent de la musique classique

6. C'est une vieille.maison

7. Après 100 mètres suivez un long chemin

les devoirs

-  ler apprendre  bijv nw. vorm en plaats (herhaling)

- herhalen apprendre 4 

- maken online grammaire 1 ex 16A en 16B en 16 F