This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
6.4 de Iris en ooglens
Slide 1 - Slide
Herhaling: wat is de prikkel voor je...
Oog
Oor
Neus
Tong
Huid
licht
geluid
geurstoffen
smaakstoffen
temperatuur
pijn
vormen
Slide 2 - Drag question
De neus is het gevoeligst voor ........ Dit noemen we dan de ...........
A
Geur - drempelwaarde
B
Licht - drempelwaarde
C
Geur - adequate prikkel
D
Licht - adequate prikkel
Slide 3 - Quiz
In zintuigcellen ontstaan alleen impulsen als een prikkel sterk genoeg is. Wat is een drempelwaarde?
Slide 4 - Open question
lens
iris
netvlies
zenuw
vaatvlies
Glasachtig lichaam
gele vlek
Slide 5 - Drag question
wenkbrauw
traanklier
traanbuis
pupil
wimper
iris
ooglid
Harde oogvlies
Slide 6 - Drag question
Pupilreflex
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Scherp zien
Slide 9 - Slide
Het aanpassen van de ooglens
=
ACCOMODEREN
Slide 10 - Slide
Veraf en dichtbij
dichtbij
veraf
kringspier samengetrokken
Slide 11 - Slide
Hoe noem je het groter en kleiner worden van de pupil? (dit gaat vanzelf)
A
Oogreflex
B
Pupilreflex
C
Accomoderen
D
Accomodatiereflex
Slide 12 - Quiz
Hoe heet het als de spiertjes rondom de lens, de lens boller of platter maakt?
A
Revalideren
B
Accomoderen
C
Adapteren
D
Corrigeren
Slide 13 - Quiz
De lens van het oog kan van vorm veranderen (accomoderen). Marieke kijkt naar een kaars in de verte, welke "vorm" hebben haar lensbandjes en haar lens?
A
lensbandjes: strak
lens: bol
B
lensbandjes: strak
lens: plat
C
lensbandjes: slap
lens: plat
D
lensbandjes: slap
lens: bol
Slide 14 - Quiz
Via welk onderdeel van je oog komt het licht in je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Oogwit
Slide 15 - Quiz
Kun je een reflex tegenhouden
A
Ja
B
Nee
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Slide
Welk onderdeel van het oog zorgt voor de hoeveelheid lichtinval in het oog?
A
Netvlies
B
Pupil
C
Hoornvlies
D
Lens
Slide 18 - Quiz
Een camera heeft een diafragma waarmee je de hoeveelheid licht kunt bepalen die op de film valt.
Welk onderdeel van het oog fungeert net als het diafragma van een camera?
A
ooglid
B
lens
C
iris
D
geen van deze antwoorden is juist
Slide 19 - Quiz
Hoe heet het als de lens van vorm verandert?
A
pupilreflex
B
accomoderen
C
decentraliseren
D
centraliseren
Slide 20 - Quiz
De lens van het oog kan van vorm veranderen (accomoderen). Marieke kijkt naar een kaars in de verte, welke "vorm" hebben haar lensbandjes en haar lens?