This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Tekst
Overal 1-2 HV hfst 6
6.1 Spanningsbronnen
Slide 1 - Slide
6.1 Spanningsbronnen
Elektrische Energie.
Bij een elektrische kachel
ontstaat uit elektriciteit warmte.
Met elektrische stroom kun je warmte maken.
Slide 2 - Slide
6.1 Spanningsbronnen
Elektrische Energie.
Als een voorwerp erg heet wordt
gaat deze gloeien. Het voorwerp
geeft licht.
Met elektrische stroom kun je licht maken.
Slide 3 - Slide
6.1 Spanningsbronnen
Elektrische Energie.
Bij een elektrische trein
ontstaat uit elektriciteit
Beweging.
Met elektrische stroom kun je iets laten
bewegen.
Slide 4 - Slide
6.1 Spanningsbronnen
Elektrische Energie.
Met elektrische apparaten kun
Je bellen, schrijven, e-mailen,
Tv kijken en navigeren.
Deze apparaten verwerken
informatie
Met elektrische stroom kun je informatie verwerken.
Slide 5 - Slide
Wat kun je allemaal doen met elektrische energie
Slide 6 - Open question
6.1 Spanningsbronnen
Opwekken van elektriciteit.
In een elektriciteitscentrale wordt de energie uit een energiebron omgezet in elektrische energie.
Slide 7 - Slide
6.1 Spanningsbronnen
Energiebronnen uit de bodem heten fossiele brandstoffen.
Fossiele brandstoffen zijn:
Aardgas. Steenkool. Aardolie.
Slide 8 - Slide
6.1 Spanningsbronnen
Duurzame energiebronnen
Stromend water. de zon. de wind.
Slide 9 - Slide
Duurzame energiebronnen
Fossiele brandstoffen
Slide 10 - Drag question
6.1 Spanningsbronnen
Dynamo
Spanningsbronnen
stopcontact
batterijen
accu's
Slide 11 - Slide
6.1 Spanningsbronnen
Een spanningsbron levert elektrische energie.
De sterkte van een spanningsbron noemen we de spanning (U).
De eenheid is volt (V)
Een stopcontact heeft
Een spanning van 230 V.
Slide 12 - Slide
1,5 volt
Spanningsbronnen met de verschillende spanningen die zij leveren.
9 volt
4,5 volt
230 volt
2,4/4,2 V
12 volt
Slide 13 - Slide
6.1 Spanningsbronnen
Als je een apparaat op een te lage spanning aansluit werkt het apparaat niet of niet goed.
Als je een apparaat o een te hoge spanning aansluit kan het apparaat kapot gaan.
Slide 14 - Slide
Zet de spanningsbronnen op volgorde van de laagste spanning naar de hoogst spanning.
Laagste Spanning
Hoogste Spanning
Slide 15 - Drag question
Spanningsbronnen:
Apparaat:
Slide 16 - Drag question
Wat is de spanning van deze batterij
A
1,5 volt
B
4,5 volt
C
9 volt
D
12 volt
Slide 17 - Quiz
Wat is de spanning van deze accu
A
1,5 volt
B
4,5 volt
C
9 volt
D
12 volt
Slide 18 - Quiz
Wat is de spanning van dit stopcontact
A
9 volt
B
200 volt
C
230volt
D
250volt
Slide 19 - Quiz
6.1 Spanningsbronnen
Polen
Een spanningsbron heeft 2 aansluitpunten.
Dat zijn de polen van de spanningsbron.
Bij batterijen en accu’s heet de ene pool de pluspool en de ander de minpool .
Slide 20 - Slide
6.1 Spanningsbronnen
Voltmeter
Spanning kun je meten met een voltmeter
of spanningsmeter
Slide 21 - Slide
6.1 Spanningsbronnen
het aansluiten van een voltmeter.
Een volt meter heeft een
min (zwart)en plus (rood)
Aansluiting.
De plus van de batterij sluit
je aan op de plus van de
voltmeter.
De min op de min.
Slide 22 - Slide
6.1 Spanningsbronnen
Meetbereik
Het meetbereik is het gebied waarin gemeten kan worden.
Als je gaat meten moet
je eerst het grootste
meetbereik kiezen.
Bij de meter hiernaast is dat 30 V.
Slide 23 - Slide
6.1 Spanningsbronnen
Het aflezen van een voltmeter.
Bepaal eerst waarop het meetbereik is ingesteld
Op de rechter foto is dat 15 V
Lees hierna de juiste schaal af.
Dus de schaal tot 15V.
De waarde is dan 4,5V
Slide 24 - Slide
Spanning wordt gemeten met een..
A
ampèremeter
B
voltmeter
C
stroommeter
Slide 25 - Quiz
Welke waarde geeft de voltmeter aan?
A
1,2V
B
6V
C
12V
D
7 volt
Slide 26 - Quiz
Hoeveel volt geeft deze voltmeter aan.
A
0,027 V
B
0,27 V
C
2,7 V
D
27V
Slide 27 - Quiz
Anna meet met een voltmeter de spanning over een lampje. Zij heeft de meter aangesloten zoals in afbeelding 2. Anna haalt het stekkertje uit de bus van 15 volt. Direct daarna steekt ze het stekkertje in de bus van 30 volt. De wijzer van de meter zal:
A
naar links gaan tot hij op de bovenste schaal 4,5 volt aangeeft.
B
naar rechts gaan tot hij 9,0 volt op de onderste schaal aangeeft.
C
Op dezelfde stand blijven staan als hij nu staat.
D
hierdoor niets meer aanwijzen, dus teruggaan naar de 0.