This lesson contains 15 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
PC2: Klimaat & Steden
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je weet waar de grootste steden ter wereld liggen.
Je weet welke 5 hoofdsoorten klimaten er zijn.
Je weet in welk klimaatgebied dit is.
Je weet 2 klimaatfactoren die een rol spelen.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Klimaten op aarde
Slide 4 - Slide
A=tropisch klimaat
Kenmerken
Het A-klimaat heeft als belangrijkste kenmerk dat het warm is. De gemiddelde temperatuur is in de koudste maand hoger dan 18 'C.
Het hele jaar door valt regen.
grafiek
Slide 5 - Slide
B=droog klimaat
Kenmerken
Het B-klimaat is heet en droog. In een woestijn valt minder dan 200 mm neerslag. In een steppeklimaat is dat tussen de 200 en 500 mm per jaar. De verdamping is hoog.
grafiek
Slide 6 - Slide
C=zeeklimaat
Kenmerken
Het C-klimaat is het gematigde zeeklimaat. De gemiddelde temperatuur in de warmste maand is meer dan 10 'C. In de koudste maand de temperatuur gemiddeld boven -3 'C en onder 18 'C.
Het hele jaar door valt er neerslag.
grafiek
Slide 7 - Slide
D=landklimaat
Kenmerken
Het D-klimaat is het landklimaat. De invloed van de zee is er niet, waardoor de verschillen tussen warme en koude perioden groter zijn.
De gemiddelde temperatuur in de koudste maand ligt onder -3 'C en in de warmste maand boven 10 'C.
grafiek
Slide 8 - Slide
E=poolklimaat
Kenmerken
Het E-klimaat is het koudste klimaat. In de warmste maand wordt het nooit warmer dan 10 'C.
Het poolklimaat vind je niet alleen bij de polen, maar ook hoog in de bergen.