2VWO herh gram chapitre 3

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Bonjour tout le monde!

• zitten volgens plattegrond
• we herhalen de grammatica van chap 3
• daarna spreekvaardigheid phrases clés G page 122

Getallen tot 1000

Leer de getallen goed

je moet de getallen kunnen verstaan ( luistervaardigheid) en uit kunnen schrijven

78

35

141

252

999

cent-quarante-et-un

cent-cinquante-et-un

soixante-huit

deux-cent-cinquante-deux

soixante-dix-huit

neuf-cent-quatre-vingt-dix-neuf

trente-cinq

neuf-cent-soixante-neuf 

Welk getal?
seize

Welk getal?
vingt-sept

Welk getal?
quatre-vingt-un

Schrijf in het Frans:
42

Schrijf in het Frans:
71

Schrijf in het Frans:
429

Schrijf in het Frans:
1000

Aanwijzend voornaamwoord

Grandes Lignes vwo 2 

Chapitre 3 Paragraphe D

(p. 110)

Aanwijzend vnw?
(Nederlands)

Aanwijzend voornaamwoord

In het Nederlands: deze auto, die auto, dit huis, dat huis.

>> Afhankelijk van de/het.

In het Frans zijn de aanwijzende voornaamwoorden afhankelijk van mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud, meervoud van het zelfstandig naamwoord.

Aanwijzend voornaamwoord

In het Nederlands dus deze, die, dit, dat. In het Frans:

Mannelijk enkelvoud (medeklinker):         CE                   garçon             Mannelijk enkelvoud (klinker):                     CET                ami

Vrouwelijk enkelvoud (altijd):                        CETTE          fille / amie

Meervoud (altijd):                                                CES               élèves

Choisis le bon mot.
(Deze/die) vélo est à moi.

1. ce
2. cet
3. cette
4. ces

Choisis le bon mot.
(Dit/dat) fille s'appelle Lola.

1. ce
2. cet
3. cette
4. ces

Choisis le bon mot.
(Deze/die) parents sont stricts.

1. ce
2. cet
3. cette
4. ces

Choisis le bon mot.
(Dit/dat) adresse (v) est ici.

1. ce
2. cet
3. cette
4. ces

Choisis le bon mot.
(Dit/dat) hôtel (m) est luxueux.

1. ce
2. cet
3. cette
4. ces

Choisis le bon mot.
(Deze/die) famille est belle.

1. ce
2. cet
3. cette
4. ces

Choisis le bon mot.
(Dit/dat) pays est beau.

1. ce
2. cet
3. cette
4. ces

Aller plus loin...

Aanwijzende voornaamwoorden:

Révise les exercices 17 et 18 (p. 110-112)

VOULOIR & POUVOIR

Grandes Lignes vwo 2 

Chapitre 3 Paragraphe H

(p. 124)

POUVOIR (= kunnen, mogen)

Présent:

Je peux

Tu peux

Il/elle/on peut

Nous pouvons

Vous pouvez

Ils/elles peuvent

Leer deze vormen uit je hoofd!

VOULOIR (= willen)

Présent:

Je veux

Tu veux

Il/elle/on veut

Nous voulons

Vous voulez

Ils/elles veulent

Leer deze vormen uit je hoofd!

Remplis le bon verbe.
Je (vouloir, présent) une baguette.

Remplis le bon verbe.
Vous (vouloir, présent) quoi?

Remplis le bon verbe.
On (pouvoir, présent) faire quoi?

Remplis le bon verbe.
Les profs (pouvoir, présent) attendre.

Remplis le bon verbe.
Tu (vouloir, présent) m'aider?

Remplis le bon verbe.
Jij kan zaterdag shoppen?

Remplis le bon verbe.
Zij willen een kado kopen

Aller plus loin...

Pouvoir + vouloir:

Révise les exercices 31+32 (p. 124-125)

les prépositions 

in of naar

    à = voor plaatsnaam= à Amsterdam 

    au- voor mnl land= Au Japon 

    en = vrouwelijk land (eindigt op e ) = en France 

    aux= meervoud land (eindigt op s of x) = aux Pays-Bas 

Vul het juiste voorzetsel in
à, au, aux of en
Il va … Portugal

Il habite … Utrecht

Il va partir … France

Nous allons ….. Etats-Unis

Il habite … Maroc

Anne adore la vie … Pays-Bas

l'ordre des mots

Bepaling van tijd: wanneer 

onderwerp: ik, jij, hij, wij, Marie, Pierre, La mère de Pierre, Madame Otten, etc.

hele gezegde: alle werkwoorden achter elkaar. Meestal maar 1 werkwoord.

(lijdend vw): Wie of wat + gezegde + onderwerp

(meew vw): aan/voor wie/wat?

bepaling van plaats: waar? 

Bijv         Hier j’ai donné un cadeau à ma mère à Leeuwarden 

 

Eenvoudige zinnen zijn prima, maar... 

Jullie mogen kortere zinnen maken. Bijvoorbeeld:

Marie marche à la Tour Eiffel.

Maar... als je alleen maar voor de simpele oplossingen gaat, krijg je ook een cijfer dat daarop gebaseerd is. Ik zie graag zinnen met voegwoorden! (Nadat, voordat, als, wanneer, of, en, etc)

Après que la mère de Pierre ferme la porte, Marie marche à la Tour Eiffel.

Fais une bonne phrase:
en été ai Italie j'

Fais une bonne phrase:
s'appelle ami mon Pierre

Fais une bonne phrase:
un à Marie je cadeau demain donne

Ontkenning

Hoe voeg je een ontkenning toe? (dus dat iets niet zo is, of niet meer...) 

ne of n' zet je voor het werkwoord

pas (niet) of plus (niet meer) zet je meteen achter het werkwoord.

Marie aime Pierre.    Marie n'aime plus Pierre.

Marie donne un coup de poign à Pierre        Marie ne donne pas un coup de poign à Pierre.

Maak de zin ontkennend: Zet n' ... plus op de juiste plaats in de zin.
Pierre aime sa mère.

Maak de zin ontkennend: Zet ne ... pas op de juiste plaats in de zin.
Le train marche.