Oefenexamen KT 1 keuzedeel Word + Internet

Oefenexamen
Kerntaak 1
Keuzedeel digitale vaardigheden

1 / 22
next
Slide 1: Slide
MentorlesMBOStudiejaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Oefenexamen
Kerntaak 1
Keuzedeel digitale vaardigheden

Slide 1 - Slide

Waar staat WWW voor?
A
Wide wide web
B
Wilde wide web
C
World wide web
D
Wide world web

Slide 2 - Quiz

Wat is een webbrowser?
A
Een bedrijf dat klanten toegang tot internet verleent
B
Een programma dat nodig is om webpagina's te kunnen bekijken.
C
Een verbinding tussen de computer en het internet.

Slide 3 - Quiz

Hoe noem je een computer die ervoor zorgt dat er websites zijn?
A
Browser
B
Webcomputer
C
Server

Slide 4 - Quiz

Hanna is naar onderstaande webpagina gesurft:
Wat is waar?


A
Dit is een internetadres uit België. De letters .be staan voor 'belgië'.
B
Dit is een commercieel internetadres. De letters .be staan voor 'bestellen'.
C
Dit internetadres bestaat niet, er mogen geen streepjes in een internetadres staan.
D

Slide 5 - Quiz

Paul en Mark surfen graag op het internet. Mark vraagt aan Paul hoe een internetadres ook wel wordt genoemd.
Wat is het antwoord op deze vraag?
A
Webpagina
B
URL
C
Zoekterm

Slide 6 - Quiz

Ook op het internet heb je gedragsregels.
Hoe noem je op de persoon gerichte, agressieve berichten?
A
Trollen
B
Flamen
C
Flame war

Slide 7 - Quiz

Een internetadres is opgebouwd uit verschillende onderdelen, deze staan hieronder.

Wat is de juiste volgorde van de onderdelen?
Zet in de juiste volgorde.


1
2
3
4
HTTPS
.nl
Domeinnaam
WWW

Slide 8 - Drag question

Josien krijgt op veel websites die ze bezoekt eerst een venster te zien waarin ze de cookies moet accepteren.
Wat zijn cookies
A
Bestanden die ervoor zorgen dat de afbeeldingen op een website goed worden weergegeven.
B
Kleine tekstbestandjes die informatie bevatten over websites die jij hebt bekeken.
C
Grote bestanden die zorgen voor de beveiliging van de webpagina.
D
Virussen die worden verspreid door webpagina's.

Slide 9 - Quiz

Inge downloadt een bureaubladachtergrond van internet.
Waar worden gedownloade bestanden standaard opgeslagen?
A
In de map: Downloads.
B
In de map: Bestanden.
C
In de map: Internet.
D
In de map: Opgeslagen.

Slide 10 - Quiz

Piet zoekt in Google naar informatie over een speciaal soort hengel op internet.

Piet zoekt in Google naar informatie over een speciaal soort hengel op internet.

Sommige speciale tekens hebben invloed op een zoekopdracht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Julius heeft het over gebruiksrechten van afbeeldingen.

Stelling 1 Je mag Creative Commons-licenties altijd gebruiken.
Stelling 2 Als je Commerciële en andere licenties kiest,
krijg je de meeste afbeeldingen te zien.
A
Stelling 1 en 2 zijn waar
B
Stelling 1 is waar
C
Stelling 2 is waar
D
Stelling 1 en 2 zij niet waar

Slide 12 - Quiz

Pieter wil de fout verbeteren:
Hoe kan hij de
letter ' f ' rechts van
de cursor verwijderen?
A
Met de Backspace-toets.
B
Met de Delete-toets.
C
Met de Ctrl-toetsen.
D
Met de Shift-toetsen.

Slide 13 - Quiz

Een nieuwe pagina kun je toevoegen met de toetscombinatie:
A
Shift + Enter
B
Ctrl + Spatie
C
Ctrl + Enter

Slide 14 - Quiz

Jelle wil het rode woordje 'de' in plaats van de rode puntjes hebben.
Wat is de juiste volgorde om dat te doen?
Zet in de juiste volgorde.
4
3
2
1
Drukken op ctrl c
Dubbelklik op het woordje 'de'
Drukken op ctrl v
de puntjes selecteren

Slide 15 - Drag question

Jeroen wil de tekst van zijn hele document in één keer selecteren.
Dit kan met de toets CTRL + T
Kies Waar of Niet waar
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Typ de volgende tekst:
Ik zit bij het keuzedeel digitale vaardigheden.
Selecteer de tekst en arceer deze.
Tot slot: maar een screenshot en upload deze.

Slide 17 - Open question

Waar of niet waar:
een inhoudsopgave update zichzelf
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Waar of niet waar:
Je hebt koppen nodig om een inhoudsopgave te maken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Hoe plaats je een afbeelding achter de tekst?
A
Door deze te slepen
B
Met tekst terugloop venster: in tekstregel
C
Met tekst terugloop venster: achter tekst

Slide 20 - Quiz

Gerda voegt de volgende tabel in:
Wat voor tabel voegt ze in?
A
Een tabel met 2 kolommen en 3 rijen.
B
Een tabel met 3 kolommen en 2 rijen.
C
Een tabel met 3 rijen en 2 kolommen met 6 oranje gekleurde cellen.

Slide 21 - Quiz

Hoe geef je je tabel een andere stijl?
A
Via tabelontwerp
B
Via indeling
C
Via zoeken
D
Via invoegen

Slide 22 - Quiz