Als je het limonadeflesje leegdrinkt, wordt de kolom waarin de lucht trilt steeds langer, het geluid wordt dus steeds lager.
Slide 5 - Slide
5
a) de toonhoogte is te hoog: dus losser draaien
b) de toonhoogte is te laag: dus strakker draaien
Slide 6 - Slide
6
De snaren zijn langer en dikker
Slide 7 - Slide
7
Mug maakt het hoogste geluid, dus geeft de trillingen per seconde, dus beweegt de vleugels per seconde het vaakst op en neer.
Slide 8 - Slide
8
a) 0,1 : 5 = 0,02s
b) 0,01 : 4 = 0,0025 s
c) 0,001 : 10 = 0,0001 s
Slide 9 - Slide
9
a) B: meeste trillingen in 0,01 s
b) A: minste trillingen per 0,01 s
Slide 10 - Slide
10
a) bruinvis & vleermuis
b) hond
c) tussen 20 000 en 55 000
d) nee, de hond kan lagere tonen horen dan de mens.
Slide 11 - Slide
8.3 Geluidssterkte
Slide 12 - Slide
De amplitude van een trilling
Geluidssterkte: hoe hard het geluid is dat wordt geproduceerd door de geluidsbron.
Amplitude: afstand tussen het midden en de uiterste stand. De grootte van de drukverschillen.
Geluidssterkte wordt bepaald door de amplitude: hoe groter de amplitude, des te harder het geluid.
Slide 13 - Slide
Gehoordrempel en pijngrens
Bij geluidssterkte heb je te maken met twee grenzen:
De gehoordrempel: geluidssterkte waarbij je het geluid nét begint te horen.
Pijngrens: geluidsterkte waarbij je oren pijn beginnen te doen.
Slide 14 - Slide
De amplitude van een trilling
Decibelschaal: hoe sterk een geluid is, kun je weergeven op een decibelschaal.
Geluidssterkte: (zie tabel). Geluidssterkte wordt weergeven met de eenheid decibel: dB (A)
(A)= er wordt rekening gehouden met het menselijk gehoor.
Decibelmeter: apparaat waarmee je de geluidssterkte meet.
Slide 15 - Slide
Let op!
Toonhoogte
hoe hoger de frequentie, hoe hoger de toon
hoe lager de frequentie, hoe lager het geluid
Geluidssterkte (hoe hard het geluid is)
hoe groter de amplitude, hoe harder het geluid
hoe kleiner de amplitude, hoe zachter het geluid
Slide 16 - Slide
hoge frequentie
lage frequentie
Geluid is harder
Geluid is zachter
Slide 17 - Drag question
Een stemvork met een dunne stift aan het uiteinde wordt van links naar rechts over een beroete glasplaat getrokken. Dit gebeurt met constante snelheid. De trilling dooft daarbij snel uit. Wat gebeurt er met de trilling?
A
de amplitude neemt af
B
de frequentie neemt af
C
de trillingstijd neemt af
Slide 18 - Quiz
In het diagram zie je de grafieken van de pijngrens en de gehoordrempel. Welke waarde heeft de pijngrens bij 3000 Hz?
A
90 dB
B
110 dB
C
130 dB
D
0 dB
Slide 19 - Quiz
Bekijk de afbeelding met de grafieken van vier soorten geluidstrillingen.
Sleep het juiste geluid naar de juiste trilling.
zacht en laag geluid
hard en hoog geluid
zacht en hoog geluid
hard en laag geluid
Slide 20 - Drag question
Maken: 3 t/m 7 en 9
(vanaf blz 186)
Slide 21 - Slide
3
a) nee
b) ja, het geluid wordt steeds luider dus de amplitude wordt steeds groter.
Slide 22 - Slide
4
a) Spoor A
b) Spoor C
c) Als je een stemvork aanslaat, wordt het geluid steeds zachter: de amplitude neemt af. Het spoor met de grootste amplitude (spoor A) is dus het eerst ontstaan.
Slide 23 - Slide
5
a) De amplitude wordt steeds kleiner
b) Er staan steeds even veel trillingen op het beeld, de frequentie veranderd dus niet.