This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Technisch schrijven
Slide 1 - Slide
Beterschapskaart opdracht:
Jouw vriend is ziek. Schrijf een kaart voor hem. Schrijf je naam en adres onder.
Slide 2 - Open question
Felicitatiekaart voor een nieuwe baby.
Een vriend heeft een baby gekregen. Schrijf een kaart om hem te feliciteren. Zet je naam en adres onder.
Slide 3 - Open question
Stuur een app naar je broer of zus om te melden dat je ze vandaag later ophaalt van het station. Geef de nieuwe ophaaltijd aan.
Slide 4 - Open question
Schrijf een e-mail naar de tandarts om te melden dat je niet naar de afspraak kan komen volgende maand. Geef een nieuwe datum en tijd en vraag of dit mogelijk is.
Slide 5 - Open question
Schrijf een herinnering naar jouw broer voor zijn doktersafspraak volgende week dinsdag.
Slide 6 - Open question
Schrijf een app op Whatsapp en zeg dat je ziek bent en niet kan komen naar de les.
Slide 7 - Open question
App jouw vriend. Schrijf een app van taken die je vandaag moet doen. Schrijf ten minste vijf taken op, zoals boodschappen doen of de auto wassen.
Slide 8 - Open question
Schrijf een paar zinnen over jouw school. Wat heb je daar gedaan? Wat heb je daar geleerd? Vertel ook waar de school is en hoe je naar school gaat.
Slide 9 - Open question
Schrijf een paar zinnen over je hobby. Leg uit wat het is, hoe je ermee bent begonnen en waarom je ervan geniet.
Slide 10 - Open question
Maak een zin met het woord: .......................................
Slide 11 - Open question
Maak een zin met het woord: .......................................
Slide 12 - Open question
Maak een zin met het woord: .......................................
Slide 13 - Open question
Maak een zin met het woord: .......................................
Slide 14 - Open question
Maak een zin met het woord: .......................................
Slide 15 - Open question
Maak een zin met het woord: .......................................
Slide 16 - Open question
Maak een zin met het woord: .......................................
Slide 17 - Open question
Maak een zin met het woord: .......................................