17-9verbes - 5 temps verbaux

Révise verbes
présent
imparfait
passé composé
futur simple
conditionnel
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Révise verbes
présent
imparfait
passé composé
futur simple
conditionnel

Slide 1 - Slide

ils iront
A
présent
B
passé composé
C
futur simple
D
conditionnel

Slide 2 - Quiz

vous avez pu
A
passé composé
B
imparfait
C
futur simple
D
présent

Slide 3 - Quiz

vous avez pu
A
jullie konden/mochten
B
u heeft gekund/gemogen
C
u zal kunnen/mogen
D
jullie kunnen/mogen

Slide 4 - Quiz

pouvoir - nous présent

Slide 5 - Open question

surprendre - tu -imparfait
A
surprends
B
surprenais
C
as surpris
D
surprendras

Slide 6 - Quiz

eu is voltooid deelwoord van
A
avoir
B
faire
C
aller
D
être

Slide 7 - Quiz

De futur-stam van avoir is
A
ser
B
ir
C
aur
D
avoir

Slide 8 - Quiz

Geef een vorm van venir in een tijd naar keuze.

Slide 9 - Mind map

Welk hulpwerkwoord heeft 'revenir' in de passé composé?
A
avoir
B
être

Slide 10 - Quiz

Vertaal: wij zijn geweest (niet 'gegaan').

Slide 11 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van 'apprendre'? (passé composé)
A
apprendré
B
appris
C
apprendu

Slide 12 - Quiz

Welke vorm is correct?
A
nous avons restés
B
nous sommes restés
C
nous sommes restées
D
nous avons resté

Slide 13 - Quiz

Welke vorm hoort NIET bij vouloir?
A
voulaient
B
voudraient
C
voulions
D
vouldrions

Slide 14 - Quiz

Welke vorm staat in de conditionnel?
A
mettait
B
met
C
mettra
D
mettrait

Slide 15 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van 'permettre'?
A
permettré
B
permettru
C
permis

Slide 16 - Quiz

faire - nous - futur

Slide 17 - Open question

Wat betekent 'nous serions'?
A
wij zijn
B
wij waren
C
wij zullen zijn
D
wij zouden zijn

Slide 18 - Quiz

Wat is GEEN vous-vorm?
A
êtes
B
fairiez
C
faites
D
seriez

Slide 19 - Quiz