Lesson 11 - 4.10.2017

Welcome 2TH
Wednesday 4th of October
1 / 33
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welcome 2TH
Wednesday 4th of October

Slide 1 - Slide

Planning
  • Check words
  • Recap Grammar
  • Slim Stampen

Slide 2 - Slide

cell

Slide 3 - Open question

dienstmeisje

Slide 4 - Open question

medieval

Slide 5 - Open question

periode van tien jaar

Slide 6 - Open question

influence

Slide 7 - Open question

stemmen

Slide 8 - Open question

historical

Slide 9 - Open question

vlinder

Slide 10 - Open question

thrilling

Slide 11 - Open question

timmerman

Slide 12 - Open question

mention

Slide 13 - Open question

uitgang

Slide 14 - Open question

Let bygones be bygones.

Slide 15 - Open question

Heel erg lang wachten

Slide 16 - Open question

Grammar
  • You are going to work in groups of 4. 
  • Group 1: Past Simple of to be
  • Group 2: Past Simple of to be Questions and Negatives
  • Group 3: Prepositions of time
  • Group 4: Past Simple
  • Group 5: Past Simple Questions and Negatives

Slide 17 - Slide

Grammar
  • You are going to prepare an explanation for the whole class. 
  • You will give a short presentation in Dutch about your subject. 
  • Use the internet and give examples as well. 

Slide 18 - Slide

Past Simple of to be
  • Present simple to be = am / is / are
  • Past simple to be = was / were

  • Past Simple > Iets is in het verleden gebeurd en is nu afgelopen. 

Slide 19 - Slide

Past Simple of to be (2)
  • I - was
  • you - were
  • He/she/it - was
  • We/you/they - were

Slide 20 - Slide

Past Simple of to be (3)
  • Vragen 
  • Je maakt vragen door de persoonsvorm en het onderwerp om te draaien.
  • Caleb was > Was Caleb
  • They were > Were They

  • Ontkenningen
  • Je maakt ontkenningen door not achter was of were te zetten
  • I was not > I wasn't 
  • You were not > you weren't

Slide 21 - Slide

Prepositions of time
  • Voorzetsels van tijd
  • De voorzetsels on, in en at kunnen worden gebruikt om aan te geven wanneer iets gebeurt. 

  • On = bij dagen en data
  • on Friday / on September 20th

  • In = bij maanden, jaartallen, seizoenen en dagdelen
  • in September  / in 1990

  • At = bij tijdsaanduidingen
  • at 9 o'clock

Slide 22 - Slide

Prepositions of time (2)
  • Let op!!!!

  • Er zijn een paar uitdrukkingen waarin je altijd AT gebruikt
  • At the weekend
  • At Christmas
  • At the same time

  • Learn them by heart!

Slide 23 - Slide

Past Simple
  • Past Simple (=verleden tijd)

  • Iets is in het verleden gebeurt en het is ook afgelopen. 

  • Er komt -ED achter het werkwoord. 

  • Signaalwoorden: yesterday, last week/month/year, in 2013

Slide 24 - Slide

Past Simple (2)
  • Let op!

  • Eindigt het werkwoord op een medeklinker + y, dan verandert de -y in -ied. 
  • study - studied
  • play - played

  • Korte werkwoorden van één lettergreep met een korte klinker krijgen een verdubbeling van de medeklinker.
  • stop - stopped
  • grab - grabbed

Slide 25 - Slide

Past Simple of to be (3)
  • Vragen 
  • Je maakt vragen door de persoonsvorm en het onderwerp om te draaien.
  • Caleb was > Was Caleb
  • They were > Were They

  • Ontkenningen
  • Je maakt ontkenningen door not achter was of were te zetten
  • I was not > I wasn't 
  • You were not > you weren't

Slide 26 - Slide

Past Simple (4)
  • Vragen 
  • Als er geen past simple van to be in de zin staat, maak je vragen met DID + het hele werkwoord. 
  • Did Aiza clean
  • Did they Queen go

  • Ontkenningen
  • Als er geen past simple van to be in de zin staat, maak je ontkenningen met DIDN'T + het hele werkwoord. 
  • Aiza didn't clean
  • The Queen didn't go

Slide 27 - Slide

Slim Stampen

Slide 28 - Slide

Homework
  • Tuesday 10th of Ocotber
  • 3rd hour
  • Learn all Vocab + all Grammar of Theme 1

Slide 29 - Slide


Slide 30 - Slide


Slide 31 - Slide


Slide 32 - Slide


Slide 33 - Slide