Economisch bekeken - H5.3 Sparen en interen - KGT

5.3. Sparen en interen 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

5.3. Sparen en interen 

Slide 1 - Slide

Terugblik

Slide 2 - Slide

Gatentekst
1) _______ zijn kosten die je regelmatig moet betalen, bijvoorbeeld per maand. Voorbeelden hiervan zijn de huur, de hypotheek, de zorgverzekering, het gas en het licht. 2) _______  zijn kosten die af en toe voorkomen, zoals een cadeau voor een verjaardag of een reparatie aan de auto. Voor deze uitgaven moet je geld sparen. Je kan er voor kiezen om vaste lasten automatisch te betalen. Dat noemen we een 3) _______ en betekent dat je betalingen automatisch laat afschrijven van je bankrekening. Je moet wel voldoende saldo hebben voor de afschrijving. Grote uitgaven voor spullen die lang meegaan noemen we 4) _______ .
Vul in in de tekst!
  • Automatische       incasso
  • Duurzame           gebruiksgoederen
  • Vaste lasten
  • Incidentele lasten

Slide 3 - Slide

Gatentekst
VASTE LASTEN zijn kosten die je regelmatig moet betalen, bijvoorbeeld per maand. Voorbeelden hiervan zijn de huur, de hypotheek, de zorgverzekering, het gas en het licht. INCIDENTELE LASTEN zijn kosten die af en toe voorkomen, zoals een cadeau voor een verjaardag of een reparatie aan de auto. Voor deze uitgaven moet je geld sparen. Je kan er voor kiezen om vaste lasten automatisch te betalen. Dat noemen we een AUTOMATISCHE INCASSO en betekent dat je betalingen automatisch laat afschrijven van je bankrekening. Je moet wel voldoende saldo hebben voor de afschrijving. Grote uitgaven voor spullen die lang meegaan noemen we DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN.

Slide 4 - Slide

5.3 Sparen en interen (KGT)

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • uitleggen wat een budget is.
  • uitleggen hoe je een budget opstelt.
  • uitleggen hoe je een tekort kunt voorkomen.
  • uitleggen wat je kan kan doen als je uitgaven lager zijn dan je inkomsten.
  • uitleggen wat je kan doen als je uitgaven hoger zijn dan je inkomsten.
Wat gaan we leren?

Slide 7 - Slide

  • Een budget is een bedrag
      waarvan je een bepaald
      soort uitgaven moet doen.
  • Het budget word
      vastgesteld op basis van je
      inkomen en de uitgaven die je van
      het budget wilt betalen.


Budget
€ 50,-
€ 100,-
€ 900,-

Slide 8 - Slide

De 50/30/20-methode is een hele gemakkelijke budgetmethode: 50% van je inkomen bewaar je voor je vaste lasten/benodigdheden, 30% voor persoonlijke uitgaven en 20% voor sparen en het afbetalen van mogelijke schulden.

50/30/20 Regel

Slide 9 - Slide

  • Zijn je werkelijke uitgaven lager dan het budget, dan houd je geld over. Het is verstandig om dit overschot te sparen.

  • Zijn je werkelijke uitgaven hoger
     dan het budget, dan kom je geld
     tekort en moet je interen op je
     spaargeld. Dat kan leiden tot schulden als
     het spaargeld eenmaal op is!
Balans?

Slide 10 - Slide

Rekening
MacBook
Je wilt een Macbook kopen van € 1.300,-!
Hoe los je dit op?

Slide 11 - Slide

Spaarrekening
Betaalrekening
Sparen of interen?

Slide 12 - Slide

Huiswerk voor de volgende les:
  • Maken 1 t/m 5 6,7,8,10

Huiswerk

Slide 13 - Slide

VRAGEN?

Slide 14 - Slide

5.3. Sparen en interen 

Slide 15 - Slide

Huiswerk voor de volgende les:
  • Maken opgaven 1 t/m 5 van hoofdstuk 5.3 sparen en interen op bladzijde 16 t/m 19.

Huiswerk

Slide 16 - Slide

OPDRACHTEN
  • Maak de vragen behorende bij H5.3
  • Klaar? Vind je rekenen moeilijk? Ga dan aan de slag met de rekentrainers in je boek (pagina 33 en 34).




  • Alles wat je hier doet, hoef je thuis minder te doen!



Slide 17 - Slide

Sparen of interen?

Slide 18 - Slide

Sparen of interen?

Slide 19 - Slide

Bedankt en succes vandaag!

Slide 20 - Slide