Paragraaf 3 Eenmaal, andermaal, verkocht!

programma
herhaling paragraaf 2
huiswerk paragraaf 2
uitleg en maken paragraaf 3
1 / 34
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

programma
herhaling paragraaf 2
huiswerk paragraaf 2
uitleg en maken paragraaf 3

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Je weet nu de totale kosten. 
Wat is dan de kostprijs per product?
(aantal.producten)(vaste.kosten+variabele.kosten)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Omzet=...
Afzet=...
A
Omzet=aantal stuks Afzet=aantal x de prijs
B
Omzet=aantal stuks x de prijs Afzet = aantal stuks
C
Omzet = prijs per product Afzet = aantal x prijs
D
Omzet = aantal stuks x prijs Afzet = prijs

Slide 5 - Quiz

Zijn onderstaande kosten variabele kosten of vaste kosten?

huur gebouw
A
variabele kosten
B
vaste kosten

Slide 6 - Quiz

Om uiteindelijk toch een flinke winst te maken, is het nodig dat Action een grote afzet heeft. Wat wordt er bedoeld met afzet?
A
Het aantal producten dat ingekocht wordt
B
het aantal producten dat verkocht wordt
C
het aantal verkochte producten x de kostprijs
D
het aantal verkochte producten x de verkoopprijs

Slide 7 - Quiz

Een ondernemer heeft 800 euro aan vaste kosten. De variabele kosten bedragen 5 euro per stuk. Hij produceert 20 stuks. Wat is de kostprijs per product?
A
5 euro
B
45 euro
C
100 euro
D
900 euro

Slide 8 - Quiz

Loonkosten zijn:
A
variabele kosten
B
vaste kosten

Slide 9 - Quiz

Waarom kunnen loonkosten vast en variabel zijn?

Slide 10 - Open question

Hoe komt het dat de kostprijs van
een product daalt, als de totale productie toeneemt?
A
omdat de variabele kosten verdeeld worden over meer producten
B
omdat de vaste kosten verdeeld worden over meer producten
C
omdat de arbeidsproductiviteit dan ook toeneemt
D
omdat de productiecapaciteit dan ook toeneemt

Slide 11 - Quiz

Tot de vaste kosten van een bakkerij rekenen we...
A
de huur van het bedrijfspand.
B
de grondstofkosten.
C
de loonkosten.
D
geen van de voorbeelden.

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

huiswerk paragraaf 2
Maken paragraaf 2.2 vraag 1 t/m 10 (4 niet)
klassikaal bespreken vraag 2,3,8

Slide 14 - Slide

leerdoelen paragraaf 3
Je kunt met behulp van een grafiek (of formules) van vraag en aanbod het evenwicht op een markt, een overschot of tekort aflezen (of bereken)
Je kunt met behulp van de vergelijkingen van de vraag- en aanbodlijn het evenwicht op  een markt, een overschot of tekort berekenen


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

welke markt zag je?
abstract of concreet?
Wat is het verschil?

Slide 17 - Slide

abstracte markt
concrete markt

Slide 18 - Slide

abstracte markt
abstracte markt

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Link

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

  • Evenwichtsprijs
  • -> De prijs waarbij vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn

    • Evenwichtshoeveelheid
    • -> Het aantal producten dat gevraagd en aangeboden wordt bij de evenwichtsprijs

    Slide 25 - Slide

    Slide 26 - Slide

    huiswerk voor vrijdag!
    paragraaf 2.3 1 t/m 7
    paragraaf 2.2 vraag 11

    Slide 27 - Slide

    huiswerk
    paragraaf 2.3 1 t/m 7
    paragraaf 2.2 vraag 11

    nu klassikaal 2.3 vraag 5 en 7

    Slide 28 - Slide

    Slide 29 - Slide

    Slide 30 - Slide

    Overschot
    Vraagoverschot
    De vraag is groter dan het aanbod
    De prijs gaat stijgen

    Aanbodoverschot
    Het aanbod is groter dan de vraag
    De prijs gaat dalen

    Slide 31 - Slide

    Slide 32 - Slide

    Huiswerk
    Maken paragraaf 2.3 vraag 7 t/m 11

    Slide 33 - Slide

    leerdoelen paragraaf 3
    Je kunt met behulp van een grafiek (of formules) van vraag en aanbod het evenwicht op een markt, een overschot of tekort aflezen (of bereken)
    Je kunt met behulp van de vergelijkingen van de vraag- en aanbodlijn het evenwicht op  een markt, een overschot of tekort berekenen


    Slide 34 - Slide