Theorie van de praktijk (Boek 3 Hfdst 1t/m 6)

Theorie van de praktijk 
Boek 3 Deel 1 Producten.
Hoofdstuk 1 t/m 6
1 / 17
next
Slide 1: Slide
uiterlijke verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Theorie van de praktijk 
Boek 3 Deel 1 Producten.
Hoofdstuk 1 t/m 6

Slide 1 - Slide

Algemene wetenschappen
Stoffen kun je indelen in dode en levende stoffen. Levende stof heeft levensverrichtingen. 
Kenmerken levende stof: prikkelbaarheid, beweging, stofwisseling, groei, voortplanting.
Levende stoffen kun je indelen in: - aantal cellen (ééncellig of meercelling), grootte (micro- of macro-organismen), soort (dierlijk, plantaardig)

Natuurkunde = tijdelijke veranderingen van dode stoffen vb. water wordt ijs, maar ijs kan ook weer water worden.
Scheikunde = blijvende veranderingen van dode stoffen vb. hout verbrandt, er ontstaat as.
Biologie = gaat over de levende natuur vb. mensen, dieren en planten.

Slide 2 - Slide

Opbouw dode stoffen
  • Moleculen: Kleinste gedeelte van een stof dat nog alle oorspronkelijke eigenschappen van de stof bezig. 
  • Element: Stoffen die niet verder ontleed kunnen worden. Aangeduid met symbool waterstof (H) ijzer (Fe).
  • Atomen: Kleinste deeltje van een element.  
In de kern van een atoom zitten Protonen: Positief geladen deeltjes. 
In de schil van een atoom zitten Elektronen= Negatief geladen deeltjes. 
Ion : positief of negatief geladen atoom. 
Kation= positief ion.
Anion= negatief ion 

Slide 3 - Slide

Metalen 
  • Niet ontleedbaar vaste vorm. 
  • Calcium: Lichtschurende werking: Peelings en gebitsverzorging
  • Kalium: cuticle remover --> verweken van de nagelriemen
  • Natrium: Trekt vocht aan:  zeep, cuticle removers, lichaamsvochten
  • Magnesium: Vocht opnemend, goede hecht en dek kracht. --> gezichtspoeders, tandpasta.
  • Ijzer: bestanddeel maskers, pakkingen, kleurstof cosmetica --> opbouw rode bloedcellen/hemoglobine

Slide 4 - Slide

Niet metalen
  • Broos en zacht, vaste vloeibare vorm/gasvorm.
  • Chloor: desinfecterende werking --> reinigingsproducten, desinfecteermiddelen --> chloorhexidine --> ontsmetten.
  • Fosfor: bouwstof celmembraan. Komt voor in lecithine = onverzadigd vetzuur.
  • Jodium: desinfecterend en ontsmettend. Werkt vaatverwijdend, bevorderd uitscheiding van afvalstoffen, activerende werking schildklier --> aanzetten stofwisseling. Jodium zit in zeealgen en wordt verwerkt in afslankproducten. 
  • Koolstof = Zuiveren, reinigen, ontkleuren van water, plantaardige oliën en vetten.
  • Stikstof= kenmerkend element van eiwit verwerkt in lysing.
  • Waterstof= eenvoudigste element op aarde.
  • Zuurstof= komt voor in bijna alle verbindingen.
  • Zwavel = antiseptisch (ontsmettend) Keratholytisch (hoornlaag splitsend) --> bestrijden acne.

Slide 5 - Slide

Organische en anorganisch verbindingen
  • Organische verbindingen: Alcohol, eiwitten, koolhydraten en vetten (bevatten koolstof).
Plantaardige vetten (onverzadigde vetten)= amandelolie, jojoba olie, avocado. Lijken op lichaamseigen vetten op het huidoppervlak.
Dierlijke vetten (verzadigde vetten) = rundvet, varkensvet, lanoline(wolvet) en bijenwas.
Minerale vetten =  vaseline en paraffine Worden gewonnen uit de aardbodem.

  • Anorganische verbindingen: Ozon, zouten, koolzuurgas, koolmonoxide, water.

  • Biologische actieve verbindingen: Enzymen, vitaminen, hormonen --> biokatalysatoren. Hebben stimulerende werking op de aanmaak groei en functies van de huid. 

Slide 6 - Slide

Zuren, basen en zouten
  • Zuren: tussen 0-7   eigenschappen: prikkelende smaak, samentrekkende werking op de eiwitten van de huid, eiwitsplitsende werking, blekend vermogen, weerstand tegen ziekteverwekkende micro organismen, verstevigende werking op de huid
  • Basen:  7-14 eigenschappen: zeepachtige smaak, verweken de hoornlaag en werken keratolytisch (hoorn splitsend) 

Neutraal is PH 7 
Huid +- PH 5.5

Slide 7 - Slide

Mengvormen
  • Ware emulsie: wordt een emulgator gebruikt, deze zorgt ervoor dat stoffen aan elkaar binden en  zorgt ervoor dat werkstoffen goed in de huid dringen. voorbeelden van emulgatoren: Lecithine: natuurlijke emulgator, verkregen uit sojabonen. Lanettewas: synthetische binding van alcoholen. 
  • Emulsie die makkelijk met water mengt = olie in water emulsie. Voelt niet vet aan. 
  • Water in olie emulsie voelt wel vet aan.
  • Colloïdale emulsie: water vermengd met een gelvormer. vb van gelvormer: Gelatine en Kaoline.

Slide 8 - Slide

Grondstoffen 
Plantaardige vetten, oliën en wassen: Amandelolie, avocado olie, cacaoboter, calendula olie, jojoba olie etc. 
Dierlijke vetten, oliën en wassen: bijenwas, lanoline (wolvet)
Minerale vetten en oliën: Paraffine en vaseline

Slide 9 - Slide

Cosmetische werk- hulpstoffen
Werkstoffen: hebben een positieve invloed op de huidfuncties.
Conserveringsmiddelen: worden toegevoegd om bederf tegen te gaan en het product langer houdbaar te maken.
Hulpstoffen: geur en kleurstoffen.

Slide 10 - Slide

Belangrijke begrippen wat betreft werking van cosmetische producten.
  • Hydrofiel : vocht opnemend
  • Hydrofoob: Vocht afstotend
  • Lipofiel: vet opnemend
  • Lipofoob: vet afstotend
  • Hygroscopisch: vocht aantrekkend
  • Hydratant: vochtvasthoudend 

Slide 11 - Slide

Hoe noem je een positief geladen ion?
A
Kathion
B
Anion

Slide 12 - Quiz

Een voorbeeld van een mineraal vet
A
Vaseline
B
jojoba olie
C
Bijenwas

Slide 13 - Quiz

Een voorbeeld van een niet metaal is
A
Ijzer
B
Jodium
C
Kalium

Slide 14 - Quiz

Hebben een blekende werking op de huid
A
Zuren
B
Basen

Slide 15 - Quiz

Lecithine komt in cosmetische producten voor als
A
Conserveringsmiddel
B
Werkstof
C
Emulgator

Slide 16 - Quiz

Wat wordt er met hydrofoob bedoeld?
A
Vochtvasthoudend
B
Vochtafstotend
C
Vocht aantrekkend

Slide 17 - Quiz