Week 12 (48) klas 3 signaalwoorden

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Guten Tag

Wie geht es euch?

• jas uit
• pet/muts/capuchon af
• oortjes uit
  
• mobiel in de wandtas
  
• boek/schrift/pen op tafel

Was machen wir heute?

• signaalwoorden
• Lesen

Lernziele des Kapitels

• du kannst erzählen was Signalwörter sind und was ihre Funktion ist
• du kannst einen Text in Grundzügen verstehen
• du kannst Fragen zu einem Text beantworten 

Wir fangen an mit Logo Erklärt!

Wat doet een signaalwoord?

Een signaalwoord zorgt voor verbanden tussen zinnen of alinea's.

Ook de verbanden binnen zinnen herken je door signaalwoorden. 

waarom zijn  signaal woorden zo belangrijk?

signaalwoorden leggen verband tussen zinnen, zinsdelen en alinea's

verbanden helpen je de tekst beter te begrijpen

als je de tekst beter begrijpt, kun je de vragen beter beantwoorden

Signalwörter in Kategorien

Theorie signaalwoorden

• Signaalwoorden geven verbanden aan 
• Signaalwoorden hebben een functie

1. Opsomming
2. Benadrukking
3. Bevestiging
4. Conclusie
   
5. Tegenstelling
6. Gevolg
7. Reden/oorzaak 
   
8. Tijd
9. Voorbeeld geven
   
10. Voorwaarde

Voorbeelden van signaalwoorden

tegenstelling

aber

dagegen

doch

obwohl

sondern

statt

trotz(dem)

während

imGegensatz                       zu

einerseits - andererseits

opsomming

auch

und

außerdem

dann

erstens...zweitens...

nicht nur ... 

          sondern auch

sowie

dubbele punt (:)

reden/oorzaak

darum

deshalb

also

dadurch

deswegen

nämlich

weil

denn

also

dubbele punt (:)

Tijd

als

bevor

damals

danach

früher

später

jetzt

heute

immer

wann

wenn

seit

Benadrukking

besonders

selbst

sogar

vor allem

Bevestiging

natürlich'

klar

tatsächlich

wirklich

An die Arbeit!

An die Arbeit:

Was?      Onderstreep de signaalwoorden in de eerste 

                 twee alinea's van tekst 45 

Wie?       selbständig

Hilfe?     de lijst op het bord

Zeit?       8 Minuten
Fertig?   begin met het beantwoorden van de vragen 

                 bij deze tekst

An die Arbeit!

An die Arbeit:

Was?      Mache: Aufgaben 45  und 46 auf Seite 82-85

Wie?       selbständig

Hilfe?     ein Wörterbuch

Zeit?       25 Minuten
Fertig?   Wir kontrolieren die Antworte zusammen

Lernziele:

• Du kannst die Modalverben im Präsens und im Präteritum konjungieren

Abschluss

Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af

• na mijn startsignaal: inpakken
• zitten blijven tot de bel gaat- stil


• dan: klaar :)

Danke für eure Aufmerksamkeit.

Bis nächstes Mal!

Guten Tag

Wie geht es euch?

Was machen wir diese Stunde?

• toets bespreken
• Herhalen Signaalwoorden
• tekst 45 afmaken

Lernziele: 

• du kannst erzählen was Signalwörter sind und was ihre Funktion ist
• du kannst einen Text in Grundzügen verstehen
• du kannst Fragen zu einem Text beantworten 

Wir fangen an mit Logo Erklärt!

www.zdf.de

Signalwörter 

Wat doet een signaalwoord?

Een signaalwoord zorgt voor verbanden tussen zinnen of alinea's.

Ook de verbanden binnen zinnen herken je door signaalwoorden. 

waarom zijn  signaal woorden zo belangrijk?

signaalwoorden leggen verband tussen zinnen, zinsdelen en alinea's

verbanden helpen je de tekst beter te begrijpen

als je de tekst beter begrijpt, kun je de vragen beter beantwoorden

Signalwörter in Kategorien

Theorie signaalwoorden

• Signaalwoorden geven verbanden aan 
• Signaalwoorden hebben een functie

1. Opsomming
2. Benadrukking
3. Bevestiging
4. Conclusie
   
5. Tegenstelling
6. Gevolg
7. Reden/oorzaak 
   
8. Tijd
9. Voorbeeld geven
   
10. Voorwaarde

Voorbeelden van signaalwoorden

tegenstelling

aber

dagegen

doch

obwohl

sondern

statt

trotz(dem)

während

imGegensatz                       zu

einerseits - andererseits

opsomming

auch

und

außerdem

dann

erstens...zweitens...

nicht nur ... 

          sondern auch

sowie

dubbele punt (:)

reden/oorzaak

darum

deshalb

also

dadurch

deswegen

nämlich

weil

denn

also

dubbele punt (:)

Tijd

als

bevor

damals

danach

früher

später

jetzt

heute

immer

wann

wenn

seit

Benadrukking

besonders

selbst

sogar

vor allem

Bevestiging

natürlich'

klar

tatsächlich

wirklich

An die Arbeit!

An die Arbeit:

Was?      Mache: Aufgaben 45  und 46 auf Seite 82-85

Wie?       selbständig

Hilfe?     ein Wörterbuch

Zeit?       15 Minuten
Fertig?   Slim Stampen Kapitel 2

Wir kontrolieren die Antworte zusammen

Heb ik de leerdoelen behaald?

• Kan ik uitleggen wat een signaalwoord is en wat een signaalwoord doet?
• Kan ik een tekst op hoofdlijnen begrijpen?
• kan ik vragen beantwoorden over een tekst of alinea?

Pause

Hallo

Stunde 2

• jas uit
• pet/muts/capuchon af
• oortjes uit
  
• mobiel in de wandtas
  
• boek/schrift/pen op tafel

Was machen wir heute?

• Wir fangen an mit Kapitel 3
  

Unterwegs Kapitel 3

Wie bist du am liebsten unterwegs? 

Mit einem Skilift oder einem Heißluftballon? 

Oder mit dem ICE (InterCityExpress)? 

Und wie kommst du zur Schule? 

Nimmst du das Fahrrad, gehst du zu Fuß?

Lernziele des Kapitels

• Je kunt de weg vragen en de weg wijzen.
• Je kunt informatie vragen en geven over het openbaar vervoer.
• Grammatik: Modalverben im Präteritum (verleden tijd)

Lernziele für heute:

•     Ich lerne neue Wörter und Begriffe zum Thema Unterwegs.
•     Ich kann einen einfachen gesprochenen Text zum Thema Unterwegs            verstehen und Fragen dazu beantworten.
  

Jetzt geht's los!

.....ein Filmchen mit Fragen!

Wie hoch ist der Fernsehturm?

1. 356 Meter
2. 635 Meter
3. 365 Meter
4. 536 Meter

Wie viele Betonblöcke stehen am Holocaustdenkmal?

1. 2000
2. 700
3. 27000
4. 2700

Was ist das für ein Gebäude?

1. Reichstag
2. Alexanderplatz
3. Schloss Belvedere
4. Schloss Schönbrunn

Waarom wordt dit gebouw ook wel de 'wasmachine' genoemd?

1. Omdat dit het gebouw is waar wasmachines zijn uitgevonden
2. omdat het eruitziet als een wasmachine
3. omdat het een wasmachinefabriek is
4. Omdat de president gefascineerd was door wasmachines.

Unterwegs

Voor mij is nu duidelijk wat er in dit hoofdstuk van mij verwacht wordt.

1. Ja, het is duidelijk.
2. Nee, de leerdoelen of de leerstof is me nog niet duidelijk.
3. Ja, het is duidelijk en ik heb er zin in!
4. Anders

Ik heb goed meegedaan deze les.

1. Ja, ik ben tevreden.
2. Ik heb matig meegedaan.
3. Ik heb niet goed meegedaan.
4. Anders

An die Arbeit!

An die Arbeit:

Was?   B: Wortschatz: Aufgabe  3, 4, 5 und 6 IM ONLINE BUCH 

Wie?     Selbstständig                         

Hilfe?    die Wörterliste auf Seite 128

Zeit?      15 Minuten
Fertig? Slim Stampen Kapitel 3 Unterwegs

Heb ik de leerdoelen behaald?

Ben ik in staat om een gesproken fragment te verstaan en er 

vragen bij te bedenken?

Abschluss

Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af

• na mijn startsignaal: inpakken
• zitten blijven tot de bel gaat- stil


• dan: klaar :)

Danke für eure Aufmerksamkeit.

Bis nächste Woche!