militair woorden

Het militairwoord
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 7

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Het militairwoord

Slide 1 - Slide

Een Frans woord.
Het leger.
De soldaat.

Slide 2 - Open question

Een Frans woord.
De rijke man.
Een miljard.

Slide 3 - Open question

Een Frans woord.
De stoelen.
De kasten.

Slide 4 - Open question

timer
1:00
militairwoord

Slide 5 - Mind map

De jongste dochter was op vakantie met het vliegtuig.

A
1 zelfstandig naamwoord
B
2 zelfstandig naamwoorden
C
3 zelfstandig naamwoorden
D
4 zelfstandig naamwoorden

Slide 6 - Quiz

De jongste dochter was op vakantie met het vliegtuig.

A
1 bijvoeglijk naamwoord
B
2 bijvoeglijk naamwoorden
C
3 bijvoeglijk naamwoorden
D
4 bijvoeglijk naamwoorden

Slide 7 - Quiz

De jongste dochter was op vakantie met het vliegtuig.

A
1 lidwoord
B
2 lidwoorden
C
3 lidwoorden
D
4 lidwoorden

Slide 8 - Quiz

De jongste dochter was op vakantie met het vliegtuig.

A
De persoonsvorm is dochter
B
De persoonsvorm is was
C
De persoonsvorm is vakantie
D
De persoonsvorm is het

Slide 9 - Quiz

De jongste dochter was op vakantie met het vliegtuig.

A
Het onderwerp is dochter
B
Het onderwerp is was
C
Het onderwerp is vakantie
D
Het onderwerp is de jongste dochter

Slide 10 - Quiz

Hoe schrijf je dit woord?

Slide 11 - Open question

Hoe schrijf je het woord?

Slide 12 - Open question

Hoe schrijf je het woord?

Slide 13 - Open question

schrijf de volgende zin helemaal op.

Slide 14 - Open question

Schrijf de volgende zin helemaal op.

Slide 15 - Open question

Schrijf de zin helemaal op.

Slide 16 - Open question

opdracht 2, blz 15

Slide 17 - Slide

opdracht 3, blz 15

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide