HNE Duits H2 Kapitel 3 Les 4, L1 + L2

Mittwoch 1. Februar 2023
Woche 5  - Winter
Herzlich Willkommen 
im Deutschunterricht
1 / 14
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Mittwoch 1. Februar 2023
Woche 5  - Winter
Herzlich Willkommen 
im Deutschunterricht

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

Was machen wir heute?
  • was habt ihr am Wochenende gemacht?
  • wir schauen zusammen Übung 5, Lektion 1 an. 
  • wir wir schauen uns den Spickzettel gemeinsam an
  • wir machen zusammen Übung 14-16, S. 106
  • Aussprache g/ch
  • Quizziz / Film

Slide 3 - Slide

Am Samstag habe ich ...
Am Sonntag habe ich ...
gelernt / gelesen.
ausgeschlafen.
genetflixt.
gegessen.
mit Freunden getroffen.
eine Feier gehabt.
Games gespielt.
Sport getrieben.
Musik gemacht.
gefaulenzt
 usw. ...
morgens / mittags /abends
den ganzen Tag / und 

Slide 4 - Slide

Wiederholen
der / ein Gruppe

Slide 5 - Slide

der / ein-Gruppe: der Gruppe
  • Het concept van de groeperingen in der-Gruppe en ein-Gruppe heeft te maken met dat sommige woorden hetzelfde veranderen.
  • Woorden die hetzelfde werken in de der-Gruppe zijn:
          diese / dieses / dieser = betekenis => dit/deze
          jede / jedes / jeder = betekenis => ieder
          manche / manches / mancher = betekenis => sommige
          solche / solches / solcher = betekenis => zulke
          welche/ welches / welcher = betekenis =>
       
        

Deze woorden horen dus bij de der-Gruppe

Slide 6 - Slide

der / ein-Gruppe: ein-Gruppe
Onder de ein-Gruppe valt het woord "kein" = geen en alle bezittelijk voornaamwoorden:
mein (mijn), dein (jouw), sein (zijn/het), ihr (haar), unser (onze) euer/eure (jullie), ihr (hun) en ihr (uw) 

Slide 7 - Slide

der / ein-Gruppe
In het Duits hebben de lidwoorden van de der/ein-Gruppe een andere vorm die wordt bepaald door de rol die ze hebben in de zin. 
Dus als het woord een andere functie dan het onderwerp heeft, kan het lidwoord veranderen. 

der (mannelijk) wordt bijvoorbeeld in lijdend voorwerp den
die (vrouwelijk) blijft die 
das (vrouwelijk) blijft das
der-Gruppe:

Slide 8 - Slide

Naamval
Zinsdeel
der
die
das
meervoud
1e
onderwerp
der
die
das
die
dieser
diese
dieses
diese
welcher
welche
welches
welche
4e
lijdend vw
den
die
das
die
diesen
diese
dieses
diese
welchen
welche
welches
welche
der-Gruppe (der/die/das, dies-, jed-, manch-, solch-, all-, welch-)

Slide 9 - Slide

Naamval
Zinsdeel
der
die
das
meervoud
1e
onderwerp
ein
eine
ein
eine
mein
meine
mein
meine
4e
lijdend vw
einen
eine
ein
eine
meinen
meine
mein
meine
ein-Gruppe - ein/eine, kein en bezittelijk voornaamwoorden

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Übung 14 bis 16, S. 106
zusammen

Slide 12 - Slide

Aussprache S. 108 
g in Duits = Engelse "g"
ch => ach-Laut; na AU(T)O = hard "lachen"
ch => ich-Laut; na over = Milch, leicht
chs => "k"-klank = Fuchs
-ig => zacht = wenig
zusammen: Übung 3+4, S. 109

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide