This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Verlicht absolutisme
Slide 1 - Slide
kenmerkend aspect
voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse, verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)
Slide 2 - Slide
ancien régime
letterlijk: het oude bestuur
bestuurssysteem van voor de Franse Revolutie, waarbij de vorst veel macht heeft en er standen zijn met eigen voorrechten
Slide 3 - Slide
Waar denk je aan bij het begrip 'verlicht absolutisme'?
Slide 4 - Open question
Slide 5 - Video
Gebruik de bron. Leg uit dat Frederik de Grote een voorbeeld is van verlicht absolutisme
Slide 6 - Open question
Slide 7 - Video
Noem drie dingen die je geleerd hebt deze les:
Slide 8 - Open question
Noem iets wat je nog onduidelijk vindt/niet snapt
Slide 9 - Open question
Maatregel pas wel bij een verlicht absoluut vorst
Maatregel past niet bij een verlicht absoluut vorst
De vorst verhoogt de belasting op grond en gebouwen; de kerk hoeft deze belasting niet te betalen:
De vorst benoemt John, de zoon van een timmerman, tot kapitein in het leger vanwege zijn kwaliteiten
Om overstromingen in de toekomst te voorkomen, richt de vorst een instituut van waterbouwkunde op
De vorst besluit dat burgers in steden met meer dan 10.000 inwoners hun eigen bestuur mogen kiezen
Slide 10 - Drag question
Om welke reden schaften sommige verlichte vorsten wel bepaalde privileges van de kerk af, zoals vrijstelling van het betalen van bepaalde belastingen, maar niet de privileges van de adel?
A
De adel bezat militaire macht, de kerk niet. De kerk kon zich daardoor moeilijker verdedigen tegen een koning.
B
De kerk was rijker dan de adel en was daardoor een belangrijk doelwit van verlichte vorsten op zoek naar geld.
C
Het volk luisterde vooral naar de adel, niet naar de kerk. De kerk kon dus gemakkelijker worden aangepakt.
D
Veel verlichte vorsten moesten weinig van religie hebben. De macht van de kerk moest daarom worden verkleind.
Slide 11 - Quiz
In de Nederlandse Republiek hadden burgers een relatief grote vrijheid van meningsuiting. Welke twee verklaringen hiervoor zijn juist?
A
Burgers in de Republiek hadden het hoogste inkomen per hoofd van de bevolking in Europa.
B
Censuur in de Republiek was gemakkelijk te omzeilen door het versnipperde bestuur.
C
In de Republiek bestond een relatief hoge mate van religieuze tolerantie.
D
In landen zonder een vorst hebben burgers altijd meer vrijheid dan in landen met een vorst.