This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Spellenderwijs - over correct spellen
Slide 1 - Slide
Wat is juist?
A
Wat vind je broer leuker?
B
Wat vindt je broer leuker?
C
Wat vint je broer leuker?
Slide 2 - Quiz
Slide 3 - Slide
Wat is juist?
A
een fles Bordeaux
B
een fles bordeaux
Slide 4 - Quiz
Wat is juist?
A
een Goudse kaas
B
een goudse kaas
Slide 5 - Quiz
Wat is juist?
A
een vergrootte foto
B
een vergrote foto
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Slide
Wat is juist?
A
een Zuiditaliaanse filmster
B
een zuiditaliaanse filmster
C
een Zuid-Italiaanse filmster
Slide 8 - Quiz
Wat is juist?
A
twee jockey's
B
twee jockeys
Slide 9 - Quiz
Wat is juist?
A
een impresario
B
een impressario
Slide 10 - Quiz
Historisch gezien is de term impresario ontstaan in de Italiaanse operawereld, waar eind 17e eeuw gebruik was aan een persoon de opdracht te geven een geheel operaseizoen te organiseren.
Slide 11 - Slide
Wat is juist?
A
een 70-plusser
B
een 70 plusser
C
een 70+er
Slide 12 - Quiz
Er staat een apostrof bij afleidingen van cijfers, letters en
letterwoorden
bv. veel 6’en en 7’s
wc’tje
A4’tje
40+’er
Slide 13 - Slide
Wat is juist?
A
een man grilt vlees
B
een man grillt vlees
Slide 14 - Quiz
Werkwoorden die geleend zijn uit het Engels volgen dezelfde regels als de Nederlandse werkwoorden, maar we kijken naar de laatst uitgesproken letter.
vb. deleten – delete – ik deletete – ik heb gedeletet
vb. finetunen – finetune – ik finetunede – ik heb gefinetuned
Slide 15 - Slide
Wat is juist?
A
een Armanipak
B
een armanipak
Slide 16 - Quiz
Wat is juist?
A
de vicevoorzitter
B
de vice-voorzitter
C
de vice voorzitter
Slide 17 - Quiz
Met of zonder koppelteken
Het voorvoegsel vice- wordt vast aan het grondwoord geschreven.
Voor de leesbaarheid kan er een facultatief koppelteken na het voorvoegsel staan. Als er klinkerbotsing is, is het koppelteken na vice- verplicht.
Slide 18 - Slide
Wat is juist?
A
de paasvakantie
B
de Paasvakantie
Slide 19 - Quiz
Officiële namen van feestdagen, zoals Pasen, schrijven we met een hoofdletter.
Samenstellingen met namen van feestdagen schrijven we klein: paasfeest, paasvakantie, paasmaandag, paasbloemen.
Slide 20 - Slide
Wat is juist?
A
Hij heeft zijn computer geüpgradet.
B
Hij heeft zijn computer geüpgraded.
C
Hij heeft zijn computer geupgradet.
Slide 21 - Quiz
Wat is juist?
A
de horeca-uitbaters
B
de horeca uitbaters
C
de horecauitbaters
Slide 22 - Quiz
Wat is juist?
A
de groentensoep
B
de groentesoep
Slide 23 - Quiz
-en: als het linkerdeel alleen een meervoud op –en heeft
3 uitzonderingen:
De maneschijnregel: linkerdeel is uniek
De papegaairegel: versteende uitdrukking (geen aparte woorden meer)
De beresterkregel: linkerdeel versterkt rechterdeel (heel ….) = bijvoeglijk naamwoord
-en: als het linkerdeel alleen een meervoud op –en heeft
3 uitzonderingen:
De maneschijnregel: linkerdeel is uniek
De papegaairegel: versteende uitdrukking (geen aparte woorden meer)
De beresterkregel: linkerdeel versterkt rechterdeel (heel ….) = bijvoeglijk naamwoord