les 3 Sociaal netwerk en participatie

• WP 6 Sociaal netwerk en participatie
• MBO
• Studiejaar 2

Sociaal netwerk en participatie 3

Vandaag: 

- Herhalen vorige week

- Uitleg netwerkcirkel 

- Opdracht netwerkcirkel 

- Huiswerk: Maak een netwerkcirkel.

Ecogram Genogram

Netwerkcirkel 

Familie: broers, zussen, nichten, neven, etc. 

clientcontacten: mensen uit het verzorgingshuis, leren kennen bij therapie, etc. 

professionele contacten: huisarts, activiteitenbegeleiding, collega's  

samenleving: overige bekenden, buren, mensen van de bingo, etc.

De gele stip: 

Is de persoon waarvoor de netwerkcirkel gemaakt wordt 

Intimiteit: 

- Mensen die je het aller-dierbaarst zijn, die je door dik en dun steunen. 

- Mensen die voor jou "onmisbaar" zijn.

Vriendschap:

- Andere mensen die dicht bij de cliënt staan. 

- Ze weten waar hij mee bezig is.

 

- Ze kennen een aantal van zijn zorgen en zwakke plekken. 

- Ze wensen dat het goed met hem gaat. 

Bekenden:

- De cliënt kent deze mensen wel, maar ze staan niet echt dichtbij hem. 

- Ze kennen elkaar, spreken met elkaar af, maar ze komen niet vaak bij elkaar over de vloer.

Diensten:

- De relatie tussen de persoon en deze cliënt is functioneel. 

- De cliënt maakt gebruik van diensten. 

Opdracht 1 : Een netwerkkaart maken voor een cliënt. 

Maak een netwerkcirkel voor jezelf. 

Sociale netwerken

Aan de slag met sociale netwerken

https://www.vilans.nl/vilans/media/documents/producten/aan-de-slag-met-sociale-netwerken.pdf

Huiswerk:

Maak een netwerkcirkel  voor iemand anders. 

Let daarbij op: Welke vragen stel je om zo veel mogelijk 

 Wat zijn de verschillen tussen een  netwerkcirkel en een genogram en ecogram?