vraagwoorden en Sinterklaas

1 / 15
next
Slide 1: Slide
NT /alfaHoger onderwijs

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

W - vragen 
wie ? 
wat ?
waar ?
wanneer ? 

Slide 2 - Slide

WIE ?

= een persoon 

Wie is in de klas?
Wie is de lerares?


WAT ?

= een object 



= een activiteit

Slide 3 - Slide

WAAR ?

= een plaats

Waar woon jij?
Waar is de school?
Waar is de bib?

WANNEER ?

= een dag, datum, maand

Wanneer verjaar jij?
Wanneer is de kerstvakantie?

Slide 4 - Slide

HOE ?

= een manier

Hoe kom jij naar de school?
Hoe maak jij soep?

WELKE ?

= een soort

Welke kleur vind jij mooi?
Uit welk land kom jij? 

Slide 5 - Slide

HOEVEEL ?

= een cijfer, nummer

Hoeveel kinderen heb jij?
Hoeveel deuren zijn er in de klas?

HOE LAAT ?

= het uur

Hoe laat is het?
Hoe laat stopt de les?

Slide 6 - Slide

Wie is de kleinste van de klas?
A
Kirsten
B
een tafel
C
om 10uur
D
Adile

Slide 7 - Quiz

Waar woont Clarice?
A
op maandag
B
te voet
C
in Humbeek
D
in Congo

Slide 8 - Quiz

Wanneer verjaar jij?

Slide 9 - Open question

Wat doe je in het weekend?

Slide 10 - Open question

Wanneer komt Sinterklaas?

Slide 11 - Open question

Sinterklaas en Zwarte Piet
Sinterklaas is een oude man. Hij heeft een lange witte baard, een rode mantel en een rode mijter. Hij woont in Spanje. 
Hij komt met de boot naar België. Hij zit op een paard, Zwarte Piet helpt hem.

De kinderen zetten een schoen klaar. Ze moeten braaf zijn. Sinterklaas komt om 12 uur 's nachts. Hij brengt chocolade en cadeautjes, door de schoorsteen. 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

sssssstttt.... 
Het is een verhaal.
Het is gebaseerd op een oude man uit Myra in Turkije.
Hij was een vriend voor de kinderen. 


Slide 14 - Slide

Gelooft jouw kind in de Sint?
A
JA
B
NEE

Slide 15 - Quiz