1 Wie is de hoofdpersoon. Geef een beschrijving. Denk daarbij aan leeftijd, uiterlijk, gedachten, gevoelens, omgang met andere personen, familieleden, vrienden etc.
2 Wie zijn de bijpersonen? Beschrijf hun relatie met de hoofdpersoon.
3 Wat is het onderwerp van het verhaal?
4 Wordt het verhaal chronologisch verteld? Je moet je antwoord toelichten.
5 Hoeveel tijd verloopt er in dit verhaal? Licht je antwoord toe.
6 In welke tijd speelt dit verhaal? Licht je antwoord toe.
7 Waar speelt het verhaal zich af? Beschrijf de ruimte(s).
8 Noem een open plek in het verhaal.
Een open plek is een vraag die bij de lezer opkomt.
9 Wat heeft Dave gedaan en wat vind je daarvan?
10 Wat is het vertelperspectief? Door wiens ogen zie je het verhaal?
11 Geef je mening over het verhaal. Gebruik beoordelingswoorden en argumenten. Gebruik voorbeelden uit de tekst.